Mijn twee werelden ...
Mijn twee werelden …
Twee werelden, twee uitersten, heel goed zichtbaar in deze tijd van het jaar. In Kenya hoogzomer, in NL hartje winter. Maar het is zo leuk om te merken, dat er toch ook overeenkomsten zijn. Zo heb ik de afgelopen weken in Kenya mèt iedereen lopen mee-zeuren over hoe héét het wel niet was, alles lag aan de hitte. ’s Nachts even met nachthemd en al onder de koude douche gaan staan en daarna even rondlopen om af te koelen (en binnen een kwartier opgedroogd zijn!). Op een nacht kwam ik mama Fridah tegen, we konden beiden nauwelijks slapen en zuchtten tegen elkaar: ‘Joto, mama, joto!’ En dan ’s morgens in de keuken bij het ontbijt lekker klagen tegen iedereen die het wilde horen…
Terug in NL loop ik te bibberen bij 12 graden, terwijl ik hoor ‘hoe lekker het weer toch is, en al zo warm!’ Ik denk er het mijne van. Nog geen drie dagen later ligt er sneeuw in mijn tuin en verkrampen zowat alle spieren in mijn lijf op het moment dat ik naar buiten moet. En dan mag ik lekker mee-mopperen met degenen die net als ik niet kunnen wachten tot het lente is. En ’s nachts vul ik twee keer mijn kruiken met nieuw heet water, trek het winterdekbed tot ver over mijn neus en zucht nog maar eens …
Niet alleen het jaargetijde is volstrekt tegengesteld.
Met enkele van mijn vrienden in Msambweni spreek ik regelmatig over hun wens om hun uitzichtloze situatie te ontvluchten en naar Europa te gaan. Ik probeer in te spelen op hun ideeën en beelden die ze hebben, probeer op een simpele manier uit te leggen hoe het leven hier in NL is, of in ieder geval mijn leven... ‘Ik word ’s morgens wakker en zet de verwarming aan. Aankleden (dikke kleren, want het is winter) en dan snel ontbijten in de keuken. Nog een kopje koffie en de kat eten geven. Daarna pak ik mijn werkspullen, trek de deur achter me dicht (en doe die op slot, kijk nog even of alle ramen wel dicht zijn) en stap in mijn auto om na 1,5 uur (file) 80 km verderop binnen te stappen op mijn werk. ’s Avonds gaat het weer omgekeerd. Na een paar boodschappen kom ik thuis, doe de deur achter me dicht en kook mijn potje. Even tv kijken en een paar uur later ga ik slapen.’
‘Ja maar mama, woon je alleen? Waar is dan je familie? Wordt er niet voor je gezorgd? Waar zijn de andere mensen die in je dorp wonen?’
Wat een vragen. Ik ga er nog eens voor zitten en schets mijn beeld van NL. Dat we hier in NL allemaal ‘alleen’ leven, allemaal in ons eigen huis, dat familie vaak ver weg woont, dat buren hun eigen leven leiden, die ken je soms niet eens of die kunnen zelfs een hekel aan je hebben …
We praten over mijn huis (‘Oh mama, you are so rich’). Ik leg uit dat dit wel geld kost: huis, verwarming, meubels, gas, water, licht. En dat ik daar dus wel hard voor moet werken. En dat dat werken dan ook weer geld kost: die auto van mij om naar mijn werk te komen, brandstof, verplichte verzekeringen, belastingen. Ik probeer het niet te ingewikkeld te maken…
En dan vraag ik ze om me uit te leggen wat ze in NL zouden willen vinden.
‘Werk mama, werk. Er is hier geen werk. We proberen hier in Msambweni wat geld te verdienen op het strand door Afrikaanse kunst of gebruiksartikelen te verkopen aan toeristen. Want dat vinden ze wel mooi. Maar het is zwaar, want er zijn niet zoveel toeristen en wel veel verkopers. In NL zou ik dus willen werken…’
Daar blijft het niet bij natuurlijk. Ik blijf vragen stellen: waar zou je wonen, welke kleren, schoenen zou je meenemen? Wat voor werk zou je gaan doen?
‘Ik zou gaan vissen, mama, dat doen we hier in Kenya ook. En dan zou ik een huisje bouwen aan het strand.’
Tja, vissen. Dat kost ook geld (visvergunning) en de vraag is dan (als je al wat zou mogen en kunnen vangen) wie dat van je zou willen kopen. En een huisje aan het strand (ik zeg maar niet dat ik dat ook wel zou willen), dat is onbetaalbaar, elk stukje grond in NL is ‘van iemand’.
Elke keer als we elkaar zien, elk weekend, praten we verder, zijn er nieuwe vragen. Langzaam beseffen ze dat NL niet echt het paradijs is wat ze voor ogen hadden. Dat ik rijk ben, qua geld, ja, daar zijn we het over eens. Zij zullen nooit, hoe hard ze ook werken, een ticket kunnen kopen om NL te bezoeken zoals ik Kenya bezoek. Maar het dringt ook tot ze door dat ik dan wel veel geld verdien, maar dat een leven in NL naast razend duur, niet eenvoudig is en dat er nauwelijks tijd is om (met elkaar) te leven, dat je daarvoor afspraken maakt en die in je agenda zet…
En soms heb ik het gevoel dat ze een héél klein beetje begrijpen waarom ik af en toe wil ontsnappen aan het leven in NL…
Met elkaar leven. Ik wil hier geen paradijselijk beeld schetsen van het leven in Kenya, maar ik zou zo graag het verschil willen beschrijven met het leven in NL.
Ik ben uitgenodigd bij de ouders van een van de jongens waar ik nog wel eens cadeautjes voor NL bestel. We lopen vanaf het strand door het dorp naar de ‘wijk’ waar zijn ouders wonen. Een ‘wijk’ met lemen hutten/huisjes, met een framework van stammen van casuarenas (die kaarsrechte boompjes en bomen die hier speciaal voor de bouw worden geplant), en wat vervolgens wordt ‘bekleed’ met rode aarde vermengd met water en daarna hard wordt. De ‘muren’ worden dus voornamelijk in de regentijd gemaakt. En als de regentijd voorbij is en de muur is nog niet af, dan wordt er gewoon gewacht op de volgende regentijd. Want water is schaars …
De ramen hebben niet allemaal gaas, de deuren hebben geen sloten. Daken zijn gemaakt van makuti’s (palmbladeren), heel soms is er een enkele golfplaat. In de huizen staan nauwelijks meubels omdat je toch buiten leeft, soms is er zelfs geen bed, geen matras, laat staan een klamboe.
Als we aankomen, zit iedereen in de schaduw van een joekel van een mangoboom. Bij het huis is een plek om te koken (op hout), en de was wordt er ook gedaan (in een teiltje). Er is een gemetseld muurtje (drie stenen hoog) waar je op kunt zitten en waar speciaal voor mij een stapel kanga’s op wordt gelegd. Buren slenteren langs, zijn nieuwsgierig naar die mzungu. Er wordt gepraat, gegeten, gelachen, gezwegen. Een kindje, dat de hele dag is meegezeuld op de rug van zijn moeder, wordt op een draagdoek op de grond gelegd; hij kruipt er natuurlijk meteen vanaf en in zijn blote kontje speelt ie met een leeg waterflesje en zand, een paar kroonkurken en wat afgekloven mangopitten (die uiteraard meteen in zijn mondje worden gestopt).
Ik krijg een flashback: toen mijn oudste zoon een keer in zijn rompertje buiten speelde, onder de carport door kroop en het heerlijk vond om met zijn handjes in het water in de goot langs de stoep te slaan. Ja, hij werd vies en stopte natuurlijk ook van alles wat hij vond in zijn mondje. Tussen de middag kwam mijn man thuis lunchen en vertelde dat hij was gebeld door de overburen: ‘dokter uw zoontje zit in de goot langs de stoep...’
Het kindje is inmiddels net iets te ver weggekropen en wordt door een voorbijganger aan zijn armpje opgetild en over het muurtje teruggezet, vlak bij het vuurtje waar op gekookt wordt. Opa (tenminste, dat denk ik) pakt hem op en zet hem weer op de draagdoek. Hij gaat liggen, stopt een ongelofelijk smerig duimpje in zijn mond, kijkt nog even met grote ogen in het rond en 5 minuten later slaapt hij.
Ik krijg een bordje met een homp ugali (getverdegetver) met een rood soupie. Ze wisten niet dat ik zou komen en daarom is er geen kip geslacht. Ik eet (graag) met mijn handen en ik weet de helft van het eten weg te werken. Niet erg beleefd, maar ik vind ugali (een bonk gekookt maismeel met water, of anders gezegd: een brok cement) echt niet te eten. Ze moeten er allemaal vreselijk om lachen…
Praten met elkaar is niet eenvoudig. Met name de ouderen spreken geen Engels en de jongeren durven het vaak niet. Er wordt veel vertaald en heel af en toe gooi ik mijn ‘kennis’ van het Swahili in de strijd. Dat wordt zeer gewaardeerd, maar het is jammer genoeg veel te weinig om echt samen te praten…
Het is inmiddels pikkedonker. Er hangt een kaal peertje aan een snoertje in een van de kamers. Een paar mannen vertrekken naar het strand om met hun bootje de zee op te gaan om te vissen. Het valt me op dat het vooral de oudere mannen zijn… Een van de vrouwen wast af en ik mag niks doen. Ik word inmiddels bijna opgegeten door de muggen en neem afscheid. Ik krijg twee kanga’s en drie mango’s als cadeautjes mee en moet beloven om toch alsjeblieft snel weer terug te komen. En dan word ik teruggebracht naar Mbuyu, want als mzungu alleen teruglopen, nee, dat is niet verantwoord.
De gesprekken maken niet alleen bij mijn Afrikaanse vrienden veel duidelijk. Door erover te praten, kijk ik ook met wat andere ogen naar mijn leven in NL, naar de zin en onzin van ons hier zo gestructureerde, geregelde leven. Mijn vaak zo onbestemde gevoel, waar hoor ik toch thuis, wordt wat minder onbestemd. Ik ben altijd een rebel geweest, heb me altijd vol overtuiging tegen allerlei wetten en regels verzet. En hoewel ik denk dat ik me in de loop van mijn leven redelijk heb aangepast, merk ik dat ik door deze gesprekken weer een beetje in opstand kom tegen het leven wat ik geacht word te leven. Te leven volgens regels, die ik niet verzonnen heb. Regels, waaraan ik volgens anderen moet voldoen. En als ik daar niet aan voldoe (of wil voldoen) volgt het oordeel …
Mijn twee werelden… hoe mooi zou het zijn om ze te combineren. Ik glimlach, want dat gaat natuurlijk niet. Mijn opdrachtgevers zouden het gauw zat zijn met zo’n zzp-er op grote afstand (hoewel het naar mijn gevoel uitstekend is gegaan de afgelopen periode, ik heb veel voor mijn NL opdrachtgevers gewerkt).
Ik denk aan mijn toilet, waar de Loesje uitspraken uit de scheurkalenders van de afgelopen vijftien jaar in groten getale zijn opgehangen. Mijn liefste uitspraken zijn altijd wat rebels ‘Mijn thuisland… dat bepaal ik zelf wel!’ en ‘Inburgeringstest: kunnen ze aan de hand van mijn foute antwoorden niet zeggen in welk land ik wel pas?’ Want als je me eerlijk vraagt waar dat thuisland dan is, dan moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet het niet. Ik voel me thuis in Afrika, waar de warmte niet alleen van de zon komt, maar ook in de mensen zelf zit. En ik voel me ook thuis in NL, hoewel het wat koude en kille klimaat zich toch ook in de mensen heeft genesteld. Maar hier in NL wonen zoveel mensen waar ik van hou, mijn kinderen, mijn man, mijn vrienden en vriendinnen, mijn collega’s, dat ik hier nooit helemaal zal kunnen vertrekken. En misschien hoop ik wel een klein beetje dat ik met mijn verhalen, avonturen en overpeinzingen hier in dat koude NL wat warmte uit Afrika kan brengen …
Tot mijn volgende reis, naar mijn andere, mijn tweede wereld!
Lieve groet
Grada
Reacties
Reacties
Mooi verhaal goed te begrijpen. Met 1 been in NL en 1 been in Afrika. Ik ken dat gevoel heel goed. Liefs ????
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}