Eigen(n)aardigheden ...
Eigen(n)aardigheden…
Iedereen heeft ze, eigen-aardigheden maar ook eigen-naardigheden, zoals ik die altijd noem. Aangeleerd gedrag bijvoorbeeld, passend bij een cultuur, ontwikkeld in bepaalde omstandigheden. Ik moet dan altijd denken aan de tijd dat ik in Israël was en werkte met kinderen in de Gazastrook. Ik kon ze bijna niet duidelijk maken, dat er ook kindertjes in Israël waren, die net zo graag met een bal speelden of tikkertje deden, als zij. Er bestonden in hun wereldje namelijk helemaal geen kinderen aan de andere kant van het hek, daar stonden monsters, Israëlische soldaten, waar je stenen naar moest gooien. En ik heb het hier over kinderen tussen de 5 en 15 jaar oud! Het was razend moeilijk om ze af te leren zo te denken, maar we waren jong en geloofden heilig in wat we deden!
Maar goed, eigen(n)aardigheden. Ik ken de mijne maar al te goed en ik probeer daar (soms) wel eens wat aan te doen. Dat is overigens niet altijd even makkelijk, want zie de opmerking hierboven: afleren is zoveel moeilijker dan aanleren …. :-P
Een van mijn eigen(n)aardigheden is mijn ongelofelijke ongeduldigheid. Hier in Afrika leer ik, dat dit geen enkele zin heeft. In ieder geval niet hier, in deze langzame, soms trage cultuur. Ik denk dat het daarom goed is voor mij om af en toe hier te zijn, het leert me respect te hebben voor hun manier van leven en werken en er zelf mijn voordeel mee te doen! Het is jammer dat, terugkomend in NL, de ‘gewoonte’ van haasten, rennen en vliegen binnen no time weer terug is. Maar soms moet ik er ook wel om glimlachen: mijn Afrikaanse tempo zou in NL meteen worden afgestraft en dat is natuurlijk ook weer niet de bedoeling. Gulden middenweg?
Ja, dat is ook zo’n dingetje: ik ken nauwelijks gulden middenwegen, het is links of rechts, zwart of wit, je hebt gelijk of niet, en ik vind je aardig of niet. En je gelooft het of niet, je neus stoten heeft op mij weinig effect, ik zeg net zo makkelijk ‘sorry’ en lijk er nauwelijks iets van te leren. Een hopeloos geval dus…
In de afgelopen periode heb ik al een paar keer iemand ontmoet, waarbij de haartjes op mijn armen recht overeind gaan staan. Vervelend, ik baal daar altijd van, want ik wil eigenlijk helemaal niet zo snel oordelen. Ik probeer het wel eens te negeren, maar vaak is mijn voorgevoel redelijk accuraat (hoewel ik moet toegeven dat ik mijn mening ook wel eens flink moet bijstellen).
Zo ontmoet ik hier in Kenia een Europese dame, die ik meteen al niet mag, en dat dan ‘bij voorbaat’, gewoon zonder dat ik nog een woord met haar heb gesproken. Ze heeft wat vaak het hoogste woord, maar sawa (okay), dat zij zo. Ze luistert naar mijn gesprek met iemand anders over KidsCare en dan specifiek het kindje met het waterhoofd. Zodra ze het woord ‘hydrocefalus’ hoort, begint ze te ratelen, dat ze specialist is, want haar broer had dat ook, ze heeft zich ingelezen, het hele internet afgestruind, en het is heel eenvoudig op te lossen… etc. etc. Ik zeg heel voorzichtig dat het in Afrika allemaal niet zo eenvoudig ligt, dat hier zelfs nog kinderen sterven aan een ‘simpele’ longontsteking. Maar ze blijft maar doorgaan: een drain, een shunt, makkelijk, haar broer is genezen. Ze gaat daarna naar mijn mening echt te ver als ze zegt dat Alzheimer ‘alleen maar water in de hersenen is’. Ik probeer het nog een keer, voorzichtig, maar de dame is niet voor rede vatbaar. Ik voel mijn boosheid en ongeduld toenemen en bedenk dat ik maar beter kan opstaan en weglopen. Want anders gaat het mis… :-(
Soms is het niet helemaal duidelijk of iets een eigen-aardigheid is of juist een eigen-naardigheid. Zo heb ik, net als iedereen, in mijn peutertijd ontdekt, dat ik ‘alles zelf kan’. En op de een of andere manier blijk ik daarin te zijn blijven hangen. ‘Zelf doen’ is op zich natuurlijk prima, tot je (en natuurlijk altijd te laat) moet erkennen dat het niet meer gaat. Zo heb ik sinds twee weken een paar lelijke ‘gaten’ in mijn enkel, elleboog en been. En om met mijn echtgenoot te spreken, denk ik dan: is vanzelf gekomen, gaat vanzelf wel weer over. Tot ik bemerk dat de gaten alleen maar groter en dieper worden. Ik zie overigens om mij heen dat ik niet de enige ben met dit soort wondjes en wonden. Zelfs de Kenianen lijden hieraan en als je vraagt hoe dat toch komt, dan is het heel simpel: dat zou komen door de hitte. Ik zucht even en denk ‘ja ja, zal wel.’ Maar gaandeweg begin ik toch te twijfelen: zo heeft een van de medewerkers van KidsCare zomaar ineens een enorme zwelling in de lies, heeft een ander zes grote bulten op één voet, en loopt weer iemand anders met de armen wijd, omdat er forse zwellingen zitten onder de oksels. Allemaal worden ze in het ziekenhuis behandeld (er is geen huisarts of zo). ‘Joto, mama, joto!’ (‘De hitte, mama, de hitte!’) En als ik na twee weken zelfs koortsig begin te worden, slecht slaap en de gaten alleen maar dieper en groter worden (en zich vermenigvuldigen), besluit ik om op de weg naar Mbuyu eerst maar eens de pharmacist te bezoeken; het ziekenhuis is me echt een stap te ver. En bij die pharmacist blijkt dan dat een vrij simpele oplossing mij al lang van pijn en koorts en beroerd voelen had kunnen verlossen. Maar ja … eerst ‘zelf doen’, hè?
Nieuwsgierig naar die oplossing? Ik word door een vrouw in een houten winkeltje aan de straat, waarop de naam ‘Pharmacist’ prijkt, hoofdschuddend op een krukje gepoot, ze rukt de gaasjes van de wonden, schrobt (ja sorry, er is geen ander woord voor) ze schoon met jodium (ik kreun luidruchtig, maar ze kijkt me zeer streng aan en ik kreun intern verder) en gooit er vervolgens een halve bus poeder op. Ze wijst priemend met haar wijsvinger, schudt haar hoofd, kijkt me aan met haar prachtige, donkere ogen en beveelt; ‘Don’t you ever cover it again!’ Vervolgens krijg ik een doosje antibiotica mee, waarbij ze de gebruiksaanwijzing op de binnenkant van het flapje schrijft, de jodium (‘wash them ten times a day, mama!’), poeder en een rol watten en mag ik 1000 Ksh (zo’n kleine € 10) afrekenen. Daarna zucht ze, kijkt ze me stralend aan, krijg ik een enorme knuffel van haar en zegt ze dat ik goed op mezelf moet passen en ‘hakuna matata’ (no worries). Ik mompel ‘asante sana’ (thanks) en stap, nog een beetje beduusd, weer op de piki piki, die zo lief is geweest om te wachten tot ik uitbehandeld ben. Ik kijk om en roep nog snel ‘mag ik wel zwemmen?’, waarop ze lachend terugroept: ‘if you can swim, swim!’ ;-)))
De matatu, het hoort zo bij Kenia, het is zo’n eigen(n)aardigheid van dit land en ik hou ervan. Er is zelden een saaie rit. En ook afgelopen zaterdag was het weer raak. Ik was net voor 12 uur vertrokken en had al gauw een matatu richting Mswambweni te pakken. Jammer, ik moest op de eerste bank (achter de bestuurder) zitten, in het midden. Normaal vind ik dat wel fijn, want ik ben nogal snel wagenziek, maar in Kenia is dat toch anders. Want op die plek zit je volgens mij met je voeten op of tegen de motor aan en dat is verschrikkelijk heet. Dus hou ik mijn loodzware rugzak met twee laptops op mijn schoot om ze tegen koken te beschermen en probeer af en toe mijn hielen op te tillen, dan weer mijn tenen om maar te voorkomen dat mijn (enige paar!) slippers vast smelt aan de carrosserie. Terwijl ik deze oefeningen aan het doen ben, voel ik iets bewegen onder de bank. Ik schrik me rot, het is zacht en warm. Er is nauwelijks ruimte om te kijken maar ik krijg het voor elkaar: er zitten geiten onder mijn bank! Ik vraag de vrouw naast me of ze van haar zijn. ‘Nee’, is het antwoord en met veel handen- en voetenwerk en gegiechel van haar (en de bestuurder die zich in het gesprek mengt en zich daarbij bijna volledig omdraait) begrijp ik dat iemand ze heeft ingeladen, betaald en nou zorgt de driver ervoor dat ze op de plaats van bestemming komen. Ik geniet weer van het avontuur en geniet met volle teugen.
Na het weekend wil ik echt een keer proberen om een mooie, beetje nieuwe matatu te vinden; het móét me een keer lukken. Ik wijs er eentje af: die zit al veel te vol en ik heb wat extra tassen bij me met inkopen die als het even tegenzit, bovenop de matatu worden ‘gegooid’ en daar heb ik niet zo’n behoefte aan. Ik word vervolgens opgemerkt door een nog lege matatu, de moneyman, en krijg zijn matatu warmpjes aanbevolen. Ik mag zelfs voorin zitten! Wow… ik voel me vereerd, want meestal zijn de voorstoelen gereserveerd voor mensen die het verste moeten (dus naar Lunga Lunga). Er zijn niet veel reizigers meer en ik installeer me lekker breeduit, arm uit het raam, heerlijk! We zijn nog geen 10 meter op weg of ik merk al weer dat ik ook dit keer mijn verwachtingen van een luxe ritje moet bijstellen: ik zit namelijk in de luchtstroom van de verwarming die op zijn heetst staat… geen ontkomen aan! Bijna gekookt kom op KidsCare aan en kan alleen nog maar roepen: ‘eerst een douche!’
Eigen(n)aardigheden, ja welk land heeft die niet, en ... welk mens heeft ze niet. Maar het maakt je ook tot wie je bent… een mens, zwart of wit, die met vallen en opstaan en gevormd in zijn specifieke omgeving, zijn cultuur, zijn wereld, is geworden wie hij is en dat van mij ook gewoon mag zijn …
Met een eigen en (best wel) aardige groet
Grada
Verdriet en vreugde ...
Verdriet en vreugde …
Wat zijn er toch veel soorten verdriet. Deze week begraaft mijn schoondochter haar grootvader en ook een vriend moet afscheid nemen van zijn zeer oude moeder. Het blijft verdrietig, afscheid nemen, maar wat hebben ze daarnaast veel om in dankbaarheid op terug te kijken!
Hoe anders is dat hier in Afrika…
Tijdens Therapy Days wilde ik me vorig jaar nog wel eens verschuilen achter mijn camera. Daar heb ik nu wat minder last van. Ik weet inmiddels zeer goed wat ik kan verwachten. Daarnaast ken ik enkele mama’s en papa’s nog en vinden we het allemaal leuk om elkaar weer opnieuw te ontmoeten. En ik moet zeggen dat hun gezichtsuitdrukking ook anders is (of lijkt) dan vorig jaar. Zijn hun gehandicapte kindjes misschien wat meer geaccepteerd in Kenia? Nee, ik denk eerder dat ik beter kijk (durf te kijken) en nu zie dat zij zich geholpen voelen door KidsCare en er daarom wat meer hoop is, hun verdriet wat minder is. Tja, en als er dan ook nog zo’n mzungu rondloopt, die probeert ze aan te spreken in het Swahili, geeft dat ondanks alles hilarische taferelen: mama’s die echt niet meer bijkomen, de tranen over de wangen
die met de zoom van hun kanga worden afgeveegd, en maar ratelen met elkaar. Verdriet maar toch ook dikke pret.De kinderen die door Derrick, de occupational therapist worden behandeld, komen op afspraak. Dit is nodig omdat dan alles vooraf geregeld kan worden, bijvoorbeeld het reisgeld wat KidsCare betaalt aan de mama’s ligt dan gewoon klaar. Er zijn natuurlijk wel eens mama’s die tussendoor komen, en ze worden nooit weggestuurd, maar het reisgeld kan dan niet betaald worden. En dat weten ze ook…
Zo ook deze keer. Er stapt een mama binnen met een best wel groot kind in de armen met een doek erover heen. Eerlijk gezegd valt het me niet zo op, ik ben op weg naar een ingelaste MT-vergadering, waar ikzelf nogal wat punten in te brengen heb. Maar ik word onderweg daarnaar toe door Derrick onderschept: of ik even wat foto’s wil maken. Foto’s maken? Wat is er aan de hand?
En dan zie ik iets wat ik nog nooit heb gezien: een kind met een hydrocefalus, een waterhoofd, zo groot dat ik moeite heb om mijn mond dicht te houden en ‘gewoon’ te doen. Want als ik iets niet wil, is de mama het idee geven dat het ‘raar’ is of ‘niet geaccepteerd’ wordt. Ik doe een beetje op de automatische piloot wat Derrick mij vraagt en schiet daarna snel de MT-vergadering in. Die lijkt eeuwen te duren, ook nog door mijn inbreng, maar als het afgelopen is, loop ik snel weer de therapieruimte in. Ik móét hierover praten. En Derrick vertelt het trieste verhaal, waardoor mijn tranen wel erg hoog komen te zitten.
De mama is niet de mama, maar de oma van het zesjarige jongetje. Zijn moeder liet haar kind bij haar achter en vertrok kort na de geboorte om met iemand anders te trouwen (niet de vader). Oma zorgt dus al zes jaar voor het jongetje, dat bij de geboorte al een behoorlijk waterhoofd had. Dat is in de afgelopen jaren alleen maar erger geworden. Oma is met hem al op verschillende plekken geweest, maar hoorde daar dan telkens hetzelfde: er moet eerst een CT-scan gemaakt worden en pas daarna kan er bekeken worden of hij geopereerd zou kunnen worden (een shunt of drain plaatsen).
Ik moet slikken en vraag waarom ze dat dan al niet lang geleden heeft gedaan? Maar terwijl ik de vraag stel, ken ik het antwoord al: die CT-scan kost 8000 Ksh (zo’n kleine € 80) en dat kan ze niet betalen. Waar ze ook komt, dit is het advies wat haar wordt gegeven; de cirkel is rond.
En dan hoort ze over KidsCare, waar ze mogelijk kan worden geholpen. En ze komt hierheen. Ik vraag door en Derrick vertelt dat ook KidsCare niet veel anders kan doen dan het advies over de CT-scan overnemen. Wat wel aangeboden kan worden, is dat een Social Worker van KidsCare oma helpt in het overleg met de moeder en de vader van het jongetje: zij zouden toch ook moeten kunnen bijdragen. En dat is wat er dan ook zal gebeuren en oma kan met iets meer hoop dan ze kwam, vertrekken.
Bij mij komt wel meteen de vraag op: ja, en wat als die CT-scan is gemaakt? En het jongetje geopereerd kan worden? Hoe gaat dàt dan betaald worden? Het ziekenhuis waar dit soort operaties plaatsvindt, ligt vlak bij Nairobi (zo’n 10 uur met een bus vanaf Mombasa)… Ik word er erg ongelukkig van en kan alleen maar hopen dat KidsCare net dat kleine verschilletje kan maken, dat in ieder geval die eerste stap gezet kan worden.
Verdriet. Ik kijk naar oma, die met het kind in haar armen op de grond in de schaduw zit. Het hoofd van het jongetje is zwaar, héél zwaar. En ik zie diep verdriet, ik zie een soort berusting, maar toch ook af en toe een flikkering hoop. Wat een heldin is deze vrouw en wat zou ik graag alles in een keer voor haar betalen. Maar ik besef meteen dat er meerdere van dit soort situaties zijn …
Ik slaap slecht die nacht. De oma en het kind, met zijn ongelofelijk grote hoofd, komen steeds weer langs in mijn hoofd. En ik ben niet gauw ‘blij’ met een ‘werkprobleem’ dat overdag onoplosbaar lijkt, en waar ik maar over kan doormalen ’s nachts. Maar deze nacht richt ik mijn gedachten regelmatig op een Outlookprobleem, wat zelfs de IT-specialist in NL (Peter) niet lijkt te kunnen oplossen voor mij. Het leidt me flink af en daar ben ik dankbaar voor …
En ... het lévert me de oplossing op: de volgende ochtend kan ik in drie stappen zomaar het Outlookprobleem oplossen en de hele frontdesk jubelt. ‘Hele frontdesk’… ja, want mijn lieve ‘workmate’ Gloria is zwanger en een van mijn opdrachten hier is om de beoogde vervangster Susan te beoordelen (wat een topper en wat is ze enthousiast en leergierig!) en vervolgens te helpen inwerken. Met zijn drieën achter de frontdesk, het is wat krapjes en het gekras van stoelpoten (ja, er is maar één bureaustoel en Susan en ik zitten op gewone stoelen met poten zonder vilt eronder) is niet van de lucht. ‘I am so happy, Grada!’ Gloria kan er niet over uit dat ze nu echt niet meer haar mail moet ophalen via webmail, dus niet meer steeds moet inloggen via internet en niet meer lang moet wachten tot dat verschrikkelijk irritante wieltje is uitgedraaid… Blijdschap alom!
En dan komen er ook nog eens vier nieuwe studenten om hun scholarship contract te ondertekenen. Vier jonge mensen, die ofwel naar secondary school ofwel naar polytech (een technische opleiding) kunnen gaan. Bescheiden, wat timide kinderen, die een matras meekrijgen en een kist met twee grote hangsloten waarin wat schoolspulletjes zitten en waar ze op school hun persoonlijke spullen in kunnen bewaren (het gaat om boarding school). De hangsloten zijn echt noodzakelijk hoor ik van mama Fridah, want er wordt op de scholen gestolen als de raven.
Ik mag van Phelister, de Social Worker die dit programma begeleidt, de foto’s maken van de kinderen. Op een enkele foto staat ook de verzorger van het kind. Verzorger? Ja, het zijn allemaal weeskinderen (en in Kenya ben je al wees als je één ouder verliest). KidsCare’s doelstelling is om te zorgen dat die weeskinderen in hun eigen omgeving kunnen blijven, niet naar een weeshuis worden gebracht. En daartoe worden de huishoudens, die zo’n weeskind opvangen (tante, oma, vader, soms ook een oudere zus) ondersteund en begeleid op allerlei gebied zoals het verbeteren van huis en leefomgeving, aandacht voor gezondheid en welzijn, het genereren van inkomsten en, indien mogelijk, het opnemen van goed op school presterende kinderen in het scholarship programma van KidsCare.
Een van de verzorgers, die is meegekomen met zo'n toekomstige studente, is een tante en ik kan niet ophouden om naar haar te kijken: ze straalt, ze geeft bijna licht. En ook hier is er natuurlijk een bijzonder verhaal: haar zus, de moeder van het meisje, is geestelijk gehandicapt en daarom verzorgt tante haar nichtje als haar eigen dochter; en niet alleen het nichtje, ook haar zus wordt door deze vrouw verzorgd. Wat moet het voor tante heerlijk zijn dat juist dit meisje is uitgekozen om te gaan studeren …
Maar niet alleen in Kenia kom ik bijzondere mensen tegen. Twee bijzondere mensen in mijn leven (uit NL)schonken 'mij' in de afgelopen periode behoorlijke bedragen. Nancy, mijn overbuurvrouw, maakte ik weet niet hoeveel engeltjes voor in de kerstboom, verkocht die voor niet teveel geld en verdubbelde vervolgens uit eigen zak het opgehaalde bedrag. En Yvonne, mijn lieve vriendin, liet op mijn verjaardag weten dat ze als cadeautje voor mijn verjaardag een bijdrage voor KidsCare had overgemaakt. Beiden waren ervan overtuigd dat ik (c.q. KidsCare) er wel een goede bestemming voor zou vinden. Ik hoef daar niet lang over na te denken: omdat ik ervan overtuigd ben dat educatie de toekomst van dit land positief kan beïnvloeden, schenk ik dat geld graag aan het scholarship programma!
Verdriet en vreugde, wat ligt het dicht bij elkaar. In de afgelopen dagen zijn beide emoties voldoende, soms net iets te veel, aanwezig in mijn leven hier op het KidsCare Center.
Maar wat hebben er de afgelopen dagen ook weer een helden en heldinnen mijn pad gekruist: de oma met het zesjarige jongetje met zijn waterhoofd… Derrick die zich 10 slagen in de rondte werkt en uitzichtloze situaties met een verbetenheid omkeert in een hoopvolle situatie… de tante die haar nichtje als haar dochter opvoedt… Nancy en Yvonne die er zomaar ineens zijn en die toch echt het verschil maken…
Met een dankbare groet,
Grada
Kleuren, geuren, lawaai en stilte ...
Kleuren, geuren, lawaai en stilte ….
Het aantal landen in Afrika, dat ik mocht bezoeken, is inmiddels aanzienlijk. En elke keer weer verbaas ik me over het feit dat de natuur zo groen is, in alle schakeringen van diep donker- tot fel lichtgroen. Kenia is hierin geen uitzondering. Bloemen zijn in overvloed aanwezig in de meest uitbundige kleuren die je je kunt voorstellen. Groeiend in droog zand, en hoewel niet groot, toch gewoon rechtop. En dan niet te vergeten de (bijna altijd) felblauwe lucht met af en toe een witte wolk en de felblauwe zee.
Natuurlijk zijn er dorre gebieden, is er veel zand, maar dan heb je weer het typische rode Afrikaanse zand, dat meteen weer kleur geeft. Overigens is dat rode zand in het deel waar ik verblijf (helemaal in het zuiden van Kenia, de coastal area, bijna tegen de Tanzaniaanse grens aan), niet standaard aanwezig. Het heeft echter een betere structuur dan het ‘strandzand’ en daarom wordt het wel geïmporteerd en gebruikt als ondergrond voor wegen of weggetjes naar de dorpjes toe.
Maar het meest indrukwekkend is toch wel de kleurigheid van de mensen. Zo was ik twee weken geleden op de markt in Msambweni, waar ik ondanks de hitte gewoon supervrolijk werd. Al die stoffen en stofjes, kleding, maar ook eten, het ziet er allemaal zo anders, zoveel kleuriger uit dan in NL. Ton-sûr-ton is hier niet echt een trend: roze, paars, groen, oranje… alles kan bij elkaar!
Ik kwam op de markt een aantal bekenden tegen en kreeg meteen een baby in mijn armen geduwd. Ze trekken me mee want ze willen natuurlijk allemaal hun eigen kraam laten zien en vooral toch ook wat verkopen. Nou ja, kraam? Nee natuurlijk niet, bijna alles ligt gewoon op de grond en sommige uitstallingen zijn een foto waard, zo mooi. Voor jurken en andersoortige kleding worden soms wel touwen gespannen en wordt de koopwaar opgehangen. Omdat ik mijn kanga (Afrikaanse omslagdoek) vergeten was op het Center, kocht ik er eentje op de markt: ‘You buy two, mama, you need two!’ Het kost wat moeite, maar ik kan ze ervan overtuigen dat ik er echt maar eentje nodig heb. En ja, vervolgens hoort het afdingen er ook gewoon bij. Ze beginnen met een idioot hoog bedrag, gewoon omdat je een mzungu bent. Ze vertellen je hoe moeilijk ze het hebben, dat de kinderen toch naar school moeten en dat ze elke dag willen eten. Ik heb het al eerder verteld: dit soort verhalen mag je best met een korrel (of zakje) zout nemen, hoewel ik meteen wil toevoegen dat ze het niet altijd even makkelijk hebben. Als je een beetje goed oplet, weet je wel wat de prijs is en ook dit keer krijg ik er, met wat Afrikaans geduld, toch weer bijna de helft vanaf
En denk nou niet dat ze geen goede prijs hebben gemaakt, want echt, ik heb heus nog teveel betaald.Ik had net geluncht op Mbuyu en dus niet echt trek, maar ik kreeg wat mandazi’s (zoete deegflapjes) en samosa’s (deegflapje met hartige inhoud) aangeboden. Ik leg uit dat ik net gegeten heb, en asante sana (dank), maar dan neem ik ze liever mee. Helaas dat kan dus echt niet. Ik eet dus keurig van elk eentje en zucht: als ik al de hoop had gehad om in deze hitte een paar kilootjes af te vallen … keep on dreaming! Ik heb wel eens geprobeerd uit te leggen dat (vooral vrouwen) in NL liever niet zo dik zijn. Well, ze kijken je aan of ze water zien branden en om nog wat zout in je wonden te wrijven, zeggen ze dan: “oh but mama, you look bigger than last year! You look so strong!” Dit is dus een compliment (kreun), jullie worden bedankt!
Jammer trouwens dat mijn telefoon crasht op het moment dat ik op dit deel van de markt ben, zodat ik hier geen foto’s van heb.
Afrika, de geuren zijn zo herkenbaar. Al zou ik geblinddoekt zijn en niet weten waar ik naartoe gevlogen was: ik zou meteen weten dat ik in Mombasa was. Zelfs de warmte heeft een geur. Tenminste, dat vind ik. Er zijn heerlijke geuren, zoals de geur van vuur waarop gekookt wordt, de geur van kruiden, die in overvloed gebruikt worden, de geur van de zee, van het rif, van een rijpe mango, van de niet te versmaden passievruchten. Maar er zijn ook minder prettige geuren, en daarover schrijven is natuurlijk veel leuker.
Zo heb ik een zeer goede neus voor de kwalitatief wat mindere matatu’s. En dat terwijl ik zelf het idee heb dat ik toch altijd de beste uitzoek
Op een dag stap ik in een matatu die naar later blijkt, een (overgroot) deel van zijn achterklep mist (hoe heb ik dat nou over het hoofd kunnen zien?). Ik weet niet of iemand wel eens met zijn achterklep open heeft gereden, well… de uitlaatgassen komen rechtstreeks de bus binnen en iedereen houdt een doek voor zijn neus! Ik bedenk vervolgens dat één door de chauffeur over het hoofd gezien gat in de weg waarschijnlijk tot gevolg heeft, dat ik met stoel en al op het asfalt zal achterblijven. Ik houd dus de stoel voor mij goed vast en dat dan zo’n 30 minuten lang. Maar goed, dit terzijde.Toen ik voor de eerste keer bij KidsCare kwam, vond ik het prettig om, voordat ik met de matatu naar Mbuyu vertrok, even te douchen en schone kleren aan te doen. Niet echt slim omdat midden op de dag iedereen bezweet en smoezelig bovenop elkaar gepakt in het minibusje zit en dan heb ik het over soms zo’n 20 man (in een busje waar er gebruikelijk 8 ingaan). Maar het kan natuurlijk nog leuker, met 15 man en 10 kippen. Of er komt een mama met twee kindjes, waarvan er eentje op jouw schoot wordt geplant en die zo moet huilen dat ze bij een mzungu is gedumpt, dat ze (zonder luier natuurlijk) gewoon even moet plassen. Ik had dat dus snel afgeleerd en neem nu schone kleren mee (of ik was mijn smoezelige outfit op Mbuyu even, want ik loop daar toch meestal in badpak en kanga). Met andere woorden: de geur in een matatu kan behoorlijk sterk zijn.
Achterop een piki piki (motorbike en natuurlijk zonder helm) is ook zo'n dingetje. Ik hoop altijd vurig dat ie niet achter een auto, matatu of andere piki piki blijft hangen, want ik heb toch sterk het vermoeden dat roetfilters of andere maatregelen tegen die walmen uit de uitlaten hier nog niet verplicht zijn gesteld. En dan mag ik hier in deze, niet zo dicht bevolkte regio absoluut niet klagen, want in Mombasa is het met zijn dagelijkse, totale traffic jam met diezelfde piki piki’s, matatu’s en als extraatje de ronkende rokende tuktuks nog veel en veel erger.
KidsCare Center ligt in de middle of nowhere aan de weg van Mombasa naar Lunga Lunga, dat aan de grens met Tanzania (met de klemtoon op Tanzánia) ligt. Het ligt niet in een dorpje met winkeltjes, een marktje, of een M-Pesa punt (soort bankje, waar mensen hun geld kunnen ophalen) en er zijn nauwelijks (zichtbare) buren. Het is dus stil, heel stil, zeker als alle medewerkers van het Center naar huis zijn en ik voor mijn kamertje drijfnat zit af te koelen. Vogeltjes zitten op het hek, de wind waait door de enorme palmen en mangobomen en af en toe kijk je op als er een auto langsrijdt. De weg is een lappendeken van gevulde en niet gevulde gaten, scheuren en heeft wat zachtere bermen. De weg vanaf Msambweni tot aan de suikerfabriek is nog bestredelijk, maar ben je de fabriek gepasseerd, dan lijkt het of het einde van de wereld in zicht is: er wordt nog wel iets gerepareerd, maar beduidend minder dan bijvoorbeeld in dichter bevolkte gebieden.
Mijn slaapkamerraam (zonder glas) heeft uitzicht op de weg en af en toe komt er ’s nachts een grote vrachtwagen uit Tanzania langs of rijden de trucks van de suikerfabriek juist de andere kant op. Het zijn er ’s nachts niet veel, maar het contrast met de intense stilte als er geen verkeer is, is groot.
De matatu’s rammelen overdag nog iets meer dan gebruikelijk op de slechte weg, of rijden toeterend voorbij om hun komst aan de kondigen: wie wil er mee? Niemand die daar ook maar van opkijkt. In de matatu wordt de radio nog iets harder gezet. Wat me overigens wel is opgevallen, is dat er soms nauwelijks met elkaar wordt gesproken. Mensen worden langs de weg opgepikt, stappen in en zeggen geen woord. De moneyman knipt tijdens de reis op een gegeven moment met zijn vingers (of wijst je nadrukkelijk aan), en dan weet je dat je moet betalen. En als je eruit wilt, dan klop je (nou ja, timmer je) tegen het plaatwerk van het dak van de matatu. Men heeft hier geen enkele behoefte aan een glanzende, strak in de lak zittende matatu, met een deukje meer of minder rijdt ie nog net zo lekker. Ook de zitplaatsen krijgen weinig aandacht, moeten de portieren soms letterlijk dichtgetrapt worden, en passen de ramen nauwelijks meer in de sponningen. Maar dan is daar toch weer iets speciaals: sommige matatu’s hebben een soort plastic bekleding tegen het dak geschroefd, en de voorkeur gaat erg uit naar tijger- of zebraprint. En (vooral in de steden) hebben matatu’s de mooiste spreuken achter op geschilderd: meestal met Onze Lieve Heer in de hoofdrol (die hulp heb je wel nodig in sommige gevallen), maar soms staat ook de liefde zelf of voor het voetbal centraal. Vorig jaar zag ik zelfs een tuktuk in Ukunda rijden met Louis van Gaal achterop geschilderd.
Maar terug naar de stilte: die is overweldigend en oorverdovend. Het kan hier, in Mshiu op het Center, op die doorgaande weg van Mombasa naar Lunga Lunga, zo stil zijn, dat je de vleermuizen hoort rondvliegen en de tienduizendpoten hoort rondscharrelen. Af en toe een auto en dan weer stil. En hoewel ze hier denken dat ik altijd met mijn muziek op mijn oren zit te werken op mijn laptop, is dat absoluut niet het geval. Ik kan uren genieten van de stilte en kijken naar die waanzinnige sterrenhemel of, zoals vorige week, naar de volle maan, liefst vanuit mijn stekkie in de kippenren, waar de kippen al op stok zijn en Poppy met zijn kop op mijn schoot zuchtend ligt te genieten van al dat gekroel en geaai. En als het dan echt, echt, echt te laat wordt, dan loop ik terug naar mijn kamertje en duik, na de inwonende familie gekko’s in mijn kamertje de stuipen op het lijf te hebben gejaagd met het licht en mijn gestommel, mijn bed in. En na vijf minuten is het weer stil, heerlijk stil en pikkedonker …
Usiku mwema, lala salama! Goedenacht en welterusten!
Grada
Mijn Afrikaanse leven ...
Mijn Afrikaanse leven …
Ik hoef geen wekker te zetten hier in Kenia, ik ben eigenlijk altijd op tijd wakker. Het is niet meer zo verschrikkelijk verschroeiend heet, en ook ’s nachts is het afgekoeld (toch zo’n 25 tot 27 graden). Ik slaap zelfs weer onder mijn lakentje, want anders heb ik het koud
Rustig aan doen, een koude douche nemen (er is ook helemaal geen warm waterkraan), opdrogen in de schaduw voor mijn kamertje. Dan is er even tijd om mijn mail te checken, niet alleen privé maar ook de mail van mijn opdrachtgevers. Hiervoor heb ik zelfs de organisatie laptops meegesjouwd naar Kenia (zucht, het leven van een zzp-er gaat niet over rozen)!
Aankleden is een makkie: katoenen broek, hemdje, slippers, klaar. Ik hoor de mama’s al bezig in de keuken en ben benieuwd naar mijn ontbijt: is het een bananenpannenkoek, een omelet met alle pepertjes die ze maar konden vinden of gekookte eieren en mag ik zelf het brood roosteren? Ik ben inmiddels zo ingeburgerd en ‘eigen’, geen ‘gast’ meer, dat ze me ook dingen zelf laten doen.
Als ik in de keuken kom, roep is stoer ‘habari ya asubui’ (goedemorgen) in de hoop dat ze niet meteen terug gaan ratelen. Maar meestal is met hun ‘habari yako’ (goedemorgen voor jou) en mijn ‘mzuri sana’ (goed) het gesprek ten einde. Hoewel… hoe langer ik hier rondloop, hoe vaker ze vergeten dat dit wel zo’n beetje het enige is wat ik kan onthouden: groeten, bedanken, goed, mooi en welkom. Grote hilariteit als ik weer eens hulpeloos naar Gloria moet kijken met een woordeloos verzoek ‘hèlpppp’, en die me vervolgens ook nog wel eens met een grote grijns laat bungelen. Maar ik heb inmiddels wel begrepen dat een ‘mzuri sana’ vaak voldoende is. Pfff, weer gered!
Mijn Swahili ‘lessen’ krijg ik van diverse mensen om me heen, maar mijn beachvriend Jamal uit Msambweni is mijn trouwste leraar. Elke dag vindt hij (via Messenger) dat ik weer een woordje moet leren. Soms roep ik ‘pole pole’ (rustig aan!) want hij gaat wel erg hard af en toe, en soms antwoord ik gewoon niet op zijn berichtjes. Je zou het ‘spijbelen’ kunnen noemen
Zo leer ik bijvoorbeeld dat mijn vorige blog een volstrekt onbekend woord als titel heeft. ‘Ndjoto’ bestaat helemaal niet, het moet ‘joto’ zijn! Verdorie, tweemaal gecheckt, maar blijkbaar bij de verkeerde mensen. Ik vergeet wel eens dat veel mensen nooit naar school zijn geweest, vaak analfabeet zijn: hun uitspraak van een woord wil natuurlijk nog niet zeggen dat ik het goed opschrijf…
Maar goed, ik zorg dus regelmatig voor een vrolijke noot in het team als ik weer eens een foutje maak of een zin volledig verhaspel. Maar ik ben niet de enige! Als ik op een avond in de keuken samen met mama Fridah aan tafel zit (barracuda, groenten en chapati) krijgt ze een telefoontje. Stomverbaasd roept ze wel 100 keer achter elkaar ‘iiii’, ‘iiii’. Ik moet er in eerste instantie om grijnzen en vraag de meiden (haar dochters zijn er ook) wat dat in ’s hemelsnaam betekent (‘ja’ in de taal van de Kamba tribe waar mama Fridah vandaan komt). Het duurt niet lang of we zijn zo gefocust op het ‘iiiii’, dat we met z’n allen de slappe lach krijgen elke keer als ze weer een kreet slaakt ‘iiiiii’. Ook mama Fridah moet erom grijnzen (ook omdat ik gekke bekken naar haar zit te trekken) en ze lacht tijdens het gesprek gewoon mee. Ik moet echter op een gegeven moment echt weglopen, want de tranen rollen over mijn wangen en ik moet nodig het toilet opzoeken voor het mis gaat….
Het eten, ja, ik ben dol op Afrikaans eten. Lekker simpel en snel klaar! En omdat ik gewoon met de anderen in de keuken mee-eet, eet ik binnen no time ook weer gewoon op zijn Afrikaans: met mijn vingers. Een stuk chapati afscheuren, soppen in het ‘soupie’, en vervolgens wat groenten ermee oppakken. Hoe heerlijk is dat. En hoe lief het ook is als mama Fridah zegt dat ze deze week nog hutspot voor me gaat maken, ik probeer heel voorzichtig te zeggen dat dat niet hoeft. Hutspot in deze hitte, hoe maak ik haar duidelijk dat dit echte winterkost is en dat het nu toch echt zomer is?
Ik pak mijn laptop, Keniamap, telefoon, camera en mijn eigen wifi-apparaatje (modem) en vertrek naar de office. Na de eerste dagen, waarin ik nog met een aantal laptops om me heen in de frontdesk zat en overal checkte of ik niet nodig was (wat niet zo was), laat ik de organisatielaptops achter op mijn kamer en check alleen de mail na de lunch en ’s avonds.
Gloria is al aanwezig en langzaam komen de mensen die op kantoor werken binnendruppelen. Edward fluistert in mijn oor ‘hey, is this your b-day?’ Ik zeg dat dat klopt, maar dat hij toch wel weet dat ik er niet zo aan gehecht ben. Ik had het echter kunnen weten: vijf minuten later komt de hele club zingend en dansend met rammelende deksels en maraca’s de office binnenlopen. Mij wordt een hartelijk happy birthday toegewenst en ze balen wel een beetje, want ik heb geen cake (laten) bakken. Komt nog wel…
We gaan allemaal weer aan het werk, maar de piepjes van Facebook op mijn telefoon blijven de hele dag doorkomen: en ook al weet ik heus wel dat iedereen is gewaarschuwd door FB dat ik jarig ben, ik geniet van alle berichtjes! Ook appjes from all over the world, en zelfs mailtjes van lieve mensen die ik absoluut niet had verwacht. ’s Avonds kan ik alleen maar nagloeien … het was weer een bijzondere verjaardag.
Het is Therapy Day, de dag waarop Derrick, de occupational therapist, weer een aantal kinderen heeft opgeroepen, dat hij op het centrum behandelt. Ik ken er nog een paar van vorig jaar en de mama’s en papa’s vinden het leuk om me weer te zien. Amina, een van de kinderen, echter vindt mij en misschien ook wel die grote cameralens maar eng en begint te huilen. Arm kind, ik duik weg en Ruth, de speciale CSA[1] Social Worker, troost Amina en zegt dat ik een ‘rafiki’ (vriend) ben. Amina is duidelijk niet overtuigd…
Op deze dag is er nog een tweede groep kinderen opgeroepen, namelijk kinderen die een assistive device (hulpmiddel) krijgen aangemeten. Deze measurements, zoals dat hier heet, worden gedaan door APDK[2] uit Mombasa. Ik ben in 2013 in deze revalidatiekliniek geweest en was erg onder de indruk. De assistive devices, waar het hier om gaat, zijn meestal rolstoelen op maat (die kunnen worden aangepast als het kind groeit).
De mama’s en hun kinderen zijn al vroeg in de ochtend aanwezig, maar de twee medewerkers van APDK komen door omstandigheden (hun driver is nog on leave) pas rond 14.00 uur aan. Als ik er wat van zeg (dit kan toch niet, de afspraak was toch vanochtend, de mama’s en papa’s zitten al uren in de hall en enkelen komen van ver en moesten al heel vroeg vertrekken), krijg ik een lesje ‘Afrikaans Geduld Oefenen’ van Edward (Head of the Social Workers).Okay, ik ga mijn best doen …
Ik maak enkele foto’s die laten zien, dat je gewoon met je handen en een bijna onleesbare rolmaat de maten van de toekomstige rolstoel voor dit speciale kind kunt opmeten…. Hoe zou dit in NL gaan, vraag ik me af …
Het is ook de dag dat er een reporter op het terrein rondloopt; hij zal een kleine documentaire maken over KidsCare, die regelmatig zal worden uitgezonden op de televisie rondom het nieuws. Hij interviewt een aantal mama’s van de therapie-kinderen, maar uiteraard ook Ali en nog wat anderen. Hij loopt rond en maakt foto’s en filmpjes. Als hij even zijn spulletjes bij ons op de frontdesk opslaat, ziet Ali zijn kans en neemt de rol van interviewer over. Voor heel eventjes maken we er een potje van…
Om 17.00 uur is het werk hier ookklaar. Het was dan wel niet zo heet als gisteren, maar nog altijd warm genoeg (36 graden) om aan het eind van de werkdag plakkerig en bezweet te zijn. We willen allemaal weg, en ik vertrek met al mijn bagage naar mijn kamer. Daarna een praatje in de keuken, waar ik mijn broodnodige Tusker ophaal. Ik loop even naar de kippenren, waar Poppy al op mij zit te wachten. Gertrud (dochter Fridah) is haar zusjes haar aan het knippen. Mmmm, mijn haar groeit hier ook nogal hard … zal ik ook? Ik verwijs hier graag naar de foto’s
Als ik op mijn kamer terugkom, heb ik dringende oproepen gemist. Ik log in en een van mijn opdrachtgevers vraagt mijn aandacht voor een aantal onvoorziene ontwikkelingen. Na een half uurtje krijg ik de gelegenheid om heel even snel onder de douche te springen om daarna meteen weer al mijn aandacht op mijn werk te richten. Ik zoek uit, bel, heb contact via de communicator, mail, maak moeilijke brieven en vergeet de tijd. Om 21.00 uur komt mama Fridah me halen. De boodschap is duidelijk: ‘Ophouden nu met werken en meekomen om te eten.’ Ik glimlach. Wat heerlijk toch om zo door haar verzorgd te worden. ‘Nog eventjes, mama …, ik kom eraan!’ En als ik in de volle maan naar de keuken loop, besluit ik hier en nu: ik neem haar mee naar NL, want ik kan haar niet meer missen!
Met een vermoeide groet,
Grada
Ndjoto ...
Ndjoto …
Daar is geen woord van gelogen: het is ‘ndjoto’, het is heet, héél heet. Niet alleen voor mij, een mzungu (blanke), maar voor iedereen. We roepen allemaal: ‘no, I didn’t sleep well, it was too
hot!’, zuchten nog eens wat en vervolgen onze weg. Want het is ook gewoon zomer en deze temperaturen (midden op de dag bijna 40 graden) zullen wel zo’n beetje blijven tot eind maart.
Ik zweet me de dag door, mijn vingers glibberen over het toetsenbord, de papieren op het bureau blijven aan mijn plakkerige armen kleven en de zweetsnor … ach, die is er gewoon weer en wordt niet
eens meer opgemerkt. Om van kantoor naar de keuken te gaan, lopen we even om, gewoon om in de schaduw te blijven. En als het echt even te veel wordt, gaan we onder de ventilator staan, die het
gelukkig nu (bijna) altijd doet sinds er echte, ja èchte stroom is! Ik zeg er voorzichtig ‘bijna’ bij, want de stroom valt natuurlijk wel af en toe uit. Maar een kniesoor die daarop let: TIA (This
Is Africa)!
Voor mijn vertrek naar Kenia kreeg ik wat t-shirts van mijn zusje: ‘hier, neem maar mee!’ Heerlijk, want ik hou niet van shoppen en eerlijk gezegd had ik wel een paar mouwloze hemdjes nodig (en koop die maar eens in de winter in NL). Een van de hemdjes heeft een soort rubberen opdruk, een beetje een Afrikaans patroon; leuk! Alleen… die opdruk is niet bestand tegen de temperaturen hier in Afrika, want de rubberen opdruk ‘smelt’ en plakt overal aan vast. De oplossing is overigens simpel, hoewel tijdelijk: gewoon even in koelkast (of nog beter: vriezer) leggen
’s Avonds koelt het af (’s nachts toch nog zo tussen de 25 en 30 graden C) en steekt er een lekker windje op. Na het werk ga ik gauw douchen, en druipnat, in mijn Afrikaanse omslagdoek, ga ik in dat windje voor mijn kamer zitten, in mijn trouwe groene tuinstoel, met mijn benen op een tweede groene tuinstoel en mijn laptops om me heen. Ik werk wat voor mijn NL opdrachtgevers en beantwoord mails. De druppels uit mijn haar koelen mijn rug nog wat na, maar al heel snel ben ik volledig opgedroogd en voel ik de warmte weer op me neerdalen. Gelukkig kan ik goed tegen deze warmte, sterker nog, ik vind het heerlijk. Mijn tempo gaat omlaag, lopen wordt slenteren, en ik probeer zo efficiënt mogelijk te zijn: dus niks vergeten als ik van mijn kamer naar kantoor loop, één keer door die bloedhete zon is voldoende. Ha! Dat is een uitdaging.
Apparatuur … tja, dat is ook zoiets. Mijn laptops houden het wel even vol, maar soms kan ik de opladers niet vastpakken, zo heet zijn ze. En ook mijn notebook wordt soms bloedheet en mijn handen zweven dan ook boven het toetsenbord. Als ik het niet meer aandurf, zet ik hem even (nou ja… even
) uit om ‘m te laten afkoelen.Mijn telefoon is al een keer of wat gecrasht. Bloedheet, weigerde ook nog maar één app te openen en kapt er dus af en toe mee. Ik leg hem gewoon in de koelkast (of vriezer), sluit hem na een half uurtje weer aan en reset hem. Niks meer aan de hand. Maar ik word er wel ongedurig van, want het gebeurt natuurlijk altijd op momenten dat het niet uitkomt (als ik bijvoorbeeld net een waanzinnig leuke foto wil maken
Ndjoto, ja het is heet. En dan zijn er ook nog ineens van die probleempjes, waar je normaal niet bij stilstaat. Een zo’n probleempje is een echt vrouwendingetje (sorry heren).
Ik ben namelijk een draaier. Ja, hoe dat zo gekomen is, weet ik niet, maar ik ben een rasechte draaier: ik maak mijn bh achterstevoren vast en draai ‘m dan tot de sluiting keurig op mijn rug zit.
Maar als je bezweet, plakkerig (of nat van de douche) zoiets wilt doen, heb je een probleem. Ik wel tenminste. Ik krijg dat klereding namelijk niet omgedraaid. Dus ben ik inmiddels in training om
die ongelofelijk vervelende, kleine, irritante haakjes met twee handen (zonder dat ik het kan zien dus) achter op mijn rug vast te haken. Ik kan zeggen: een hele klus. En als het even tegenzit, ben
ik zo 10 minuten verder, staat het zweet me op de rug, ben ik dringend aan een verkoelende douche toe en begrijp ik ineens waarom Afrikaanse (oudere) vrouwen dat ding hebben afgezworen.
Liters water gaan er doorheen. En zoals dat hoort, drink ik keurig water uit flesjes. Noch Ali (directeur), noch mama Fridah willen dat ik (regen)water uit de grote grijze container, die binnen het hek van de kippenren staat, drink: het zou stoffig zijn en misschien wel allerlei enge dingen kunnen bevatten, die mijn tere gestel niet aankunnen. Maar ... dit soort dingen moet je natuurlijk niet tegen mij zeggen
Na het werk plakt mijn tong zowat tegen mijn gehemelte en komt het water zo’n beetje mijn neus uit. Tijd voor een Tusker (Keniaans bier), lekker uit de koelkast, maar waar ik zo lang mee doe dat het (restje) uiteraard drie uur later warm is. Het kan me niet deren: even géén water meer…
Het klimaat is ook hier aan veranderingen onderhevig. Het feit dat er zelfs in deze tijd nog regen valt, levert overigens voor de natuur ook wel aparte dingen op. Zo struikel je hier over de tienduizendpoten, vooral ’s avonds en ’s nachts wandelen ze overal en nergens en moet je uitkijken dat je er niet op trapt (dat geeft een akelig krakerig geluid). Die 20 tot 25 cm lange zwarte beestjes gedijen blijkbaar prima in zo’n vochtige, warme omgeving. Ook zag ik op een ochtend een kleine pad (of kikkertje) in het vochtige gras zitten, die ik vervolgens ’s avonds weer kon begroeten in de douche, waar hij zijn toevlucht had gezocht. Ik kan me dat van vorig jaar niet herinneren.
Door de enorme hitte zoeken dieren ook op ongebruikelijke plaatsen water of koelte. Een paniekerige kreet van Gloria en we spotten een slang, die zich had verstopt in een bosje. Een farmworker doodt het beest met een stok. Ik vind het zielig, maar hij scheen giftig te zijn. Resultaat van zijn bezoek: alle struiken zullen wordengesnoeid...
Als je goed op de foto’s kijkt, zie je dat hij zijn galgenmaal nog heeft kunnen nuttigen.Ja, het is warm in Kenia. Maar ik hou ervan, want de warmte hier in mijn andere wereld komt niet alleen van de zon, gaat niet alleen maar over temperaturen, maar zit vooral ook in de mensen. Ik koester deze warmte, het gevoel van welkom zijn, het oprecht blij zijn dat je er bent … en zeg nou eerlijk: wie kan er nou zonder deze bijzondere, menselijke warmte om zich heen?
Met een warme groet,
Grada
Indrukwekkend ...
Indrukwekkend …
Liggend op mijn strandbedje op Mbuyu duurt het even, voor ik mijn eerste werkweek bij KidsCare in Kenia in één woord kan vangen. En terwijl ik een beetje lig te soezen, weet ik het ineens: indrukwekkend! En daar is geen letter van gelogen…
Na mijn korte vakantie op Mbuyu heb ik heel luxe een driver (Henri) besteld om mij met de auto naar Mshiu (KidsCare) te brengen. De twee joekels van tassen, mijn loodzware rugzak en mijn fotokoffertje zijn me gewoon teveel om met de matatu (een minibusje, openbaar vervoer hier in Kenia) te vervoeren. Het is niet zo’n lange rit, en hoewel Henri niet precies weet waar hij heen moet, weet ik dat wel
en ik wijs hem de weg.Het is een warm, heel warm welkom op het Center. Iedereen komt naar buiten lopen en ik krijg hug after hug. Hoe welkom kun je je voelen?
Even snel mijn spullen opruimen in mijn kamer en dan met laptop en bijbehoren naar kantoor. Het voelt alsof ik nóóit ben weggeweest. Gloria (de secretaresse) straalt en we kletsen even bij (hoewel we vaak contact hebben via Whatsapp is er altijd wel wat girlstalk, toch?).
Voor KidsCare is het ook de eerste werkdag na de holidays en Ali (director), roept iedereen bijeen voor een welkomsspeech. Helaas heb ik geen foto’s gemaakt, maar het is eigenlijk best heel leuk om te zien dat Ali in het Engels speecht en George (deputy director) alles in het Swahili vertaalt. Beiden staan en de rest zit op de stoelen (of hangt over de tafels) die in een kring zijn neergezet.
'De beste wensen, 2016 was een goed jaar, 2017 wordt misschien nog wel een beter jaar … etc. etc. etc'. Na deze algemene speech spreekt ook Edward (Head of Department Social Workers) iedereen (nòg iets langer) uitgebreid toe, inclusief de vertaling van George. Daarna krijg ook iknog het woord, maar ik houd het kort: ‘Happy new year, I am glad to be back, thank you for an amazing welcome, I will be at the front desk, if you have any questions, don’t hesitate to come…’, want het zweet gutst ons inmiddels allemaal van het lijf en we willen allemaal weg uit de bloedhete meetingroom, waar de ventilatoren nauwelijks enige verkoeling brengen.
Daarna gaan we vol energie aan het werk!
En dan gebeuren er ineens dingen die overal ter wereld gebeuren, dus ook hier in Kenia. Door vervelende omstandigheden moet er een belangrijke sleutelfiguur ontslagen worden. Iedereen is ontdaan, van slag, verdrietig. Het zijn een paar beroerde dagen. En hoewel iedereen er wakker van ligt, gebeurt er ook iets anders. Iedereen staat achter de moeilijke beslissingen die genomen moeten worden en er ontstaat een enorm hechte band binnen het (management) team. Verdriet wordt gedeeld, iedereen steunt elkaar, er wordt gepraat (we kunnen niet stoppen met praten), iedereen zorgt voor elkaar.
Er wordt samen nagedacht over mogelijke oplossingen, iedereen luistert naar elkaars suggesties en er worden tot slot gezamenlijk keuzes gemaakt. Het is geweldig om te zien, om mee te maken, dat zo’n vervelende gebeurtenis tot zoiets moois kan leiden. Dat valt trouwens iedereen op, niet alleen mij. Als het verdriet (en toch ook boosheid) een beetje is gezakt en oplossingen worden onderzocht, wordt dit langzaam zichtbaarder en voelbaarder en krijgt de overhand: de schouders worden eronder gezet, iedereen is er voor elkaar, taken worden opgepakt, er wordt weer gelachen, er worden weer grapjes gemaakt. En ik voel me blij dat ik hierbij betrokken ben, er deel van mag uitmaken. En dat zeg ik ook …
Er wordt hard gewerkt, keihard. Maar er is ook tijd voor andere dingen: ik leer kleine beetjes Swahili en probeer dat op iedereen uit (sorry Kees, het boek gebarentaal is mee, maar nog niet gebruikt). Mijn tong heeft het er soms moeilijk mee (bestaat er spierpijn in je tong?), maar het levert (vooral voor mijn collega’s, zucht) vermakelijke toestanden op.
Meegebracht uit NL heb ik stapels sticky notes (‘geeltjes’) in alle kleuren en ik vertel dat je daar leuke grapjes mee kunt uithalen: schrijf er iets grappigs op (bijvoorbeeld I love you), houd het in je hand, klop een collega op zijn rug en de sticky note zit op zijn rug. Degenen, die dit zien, zullen tot zijn grote verbazing zeggen: 'hey I love you too!' Ze liggen allemaal in een deuk, en (zucht) nu maar afwachten wanneer ik zelf de klos ben
De week vliegt voorbij. We zijn vol energie, ondanks alles verzetten we bergen, ik neem wat taken over van de secretaresse, zodat we uiteindelijk allemaal tevreden en redelijk op tijd (zaterdag 12.00 uur) ieder ons weegs gaan. Ik lunch snel bij mama Fridah, pak mijn rugzak in (moet nog effe wennen, ik vergeet de belangrijkste dingen), want ik ga naar Mbuyu om lekker te relaxen. In de matatu word ik weer verschrikkelijk in de zeik genomen door de ‘moneyman’ die (overigens met alle passagiers) het grappig vindt om te verkondigen dat ik zo direct in slaap val en hij me niet zal wekken bij de junction in Mswambweni (waar ik moet uitstappen). Hij zal deze mzungu stiekem meenemen naar de ferry in Mombasa. Ik geef geen krimp en zeg: ‘That’s a cheap trip, I will not complain!’ Want een tripje Msambweni kost 100 Ksh (1 euro), maar Mombasa is wel een eindje verder …
Weekend… ik wens iedereen een fijn weekend, met sneeuw hoorde ik, terwijl ik hier nog even een duik neem in de zee, of het zwembad. Tot volgende week!
Met een relaxte groet!
Grada
Beestjes, beestjes ...
Beestjes, beestjes …
Al dagenlang gonst het liedje in mijn hoofd: ‘Beestjes, bééstjes …’ (https://www.youtube.com/watch?v=12U2AqvM57I) uit 1967, echt wel de enige hit van Ronnie en de Ronnies en daarna heeft niemand ooit meer iets van ze vernomen. Hoe het in mijn hoofd komt, ik zou het niet weten, maar sindsdien zie en hoor ik overal ‘beestjes’. Mooie, lelijke, donkere, lichte, grote, kleine, vliegende, zwemmende, rennende, eigenwijze, gillende, kruipende, kleurige, saaie, prikkende beestjes. Overal …
Zo was ik op het rif in Mbuyu en genoot van de visjes die in de ondiepe poeltjes voor je voeten wegschieten. Ik zag weer mooie zeesterren, waarvoor je echt goed moet opletten anders trap je erop. Ze zijn rank en struinen sierlijk over de zandbodem, wel nog in het water, want zonder water gaan ze dood.
Nog meer opletten geblazen is het voor de zeeëgels; hele kuddes bij elkaar en je zou zo denken dat het de (zwarte) zeebodem is. Trap je erin, dan ben je nog niet jarig. Ik herinner me van lang geleden dat ik in Israël als gids op een glass-bottom-boat in de Rode Zee werkte en een keer aan de oever overboord stapte, nèt te kort kwam, en in zo’n veldje zeeëgels terecht kwam. Duizenden (afgebroken) stekels zaten in mijn beide voeten en één knie en ik kon alleen maar afgevoerd worden naar het ziekenhuis waar ze úren met me bezig zijn geweest. Dat hoef ik niet nog eens mee te maken, dus ik ben zeer waakzaam, vooral omdat ik ook weer eens mijn slippers ben vergeten!
Als het eb is, schrijden de reigers (zijn dat wel reigers?) heen en weer en pikken hun voedsel, achtergebleven visjes, uit de poeltjes. Het blijft een mooi schouwspel om te zien hoe ze, als ze het poeltje hebben leeggegeten, opstijgen en even later elders landen. Het lijkt allemaal in slow motion te gebeuren.
Na zonsopkomst komen de vissers met hun fuiken terug naar de kust. Ze proberen wel op tijd terug te zijn voordat het echt eb is, anders ligt hun boot behoorlijk ver weg en moeten ze met hun buit het hele stuk over het rif lopen. En als ze dan de (soms zeer magere) oogst op de ‘afslag’ hebben afgegeven c.q. verkocht, dan zie je ze alweer het rif opstappen om het voedsel voor in de fuik voor de volgende nacht bij elkaar te rapen: het groene wier wat ze in de fuik deponeren en waar de vissen dan op af komen. Een hard leven….
Het is ‘mango-seizoen’. Dat betekent dat je onder de mangobomen een beetje moet uitkijken, want het kan zomaar zijn dat een aap twee happen van een rijpe mango heeft genomen, hem zat is en uit de boom gooit. Op Mbuyu is een hele apenfamilie neergestreken, die het er goed van neemt. De kleintjes buitelen over elkaar, de ouders doen (naast het eten van mango’s) nog andere dingen, zodat ik denk dat er over een paar maanden wel weer nieuwe aapjes bij zullen komen
Als ik met de camera kom aanlopen, worden ze allemaal baldadig en maken er een mooie show van. Rennen, springen, van boom tot boom, en alles zo snel dat ik ze echt niet op de foto krijg. Op het moment dat ik wegloop, komen ze krijsend aanrennen en gaan zo’n beetje als fotomodelletjes voor mijn lens zitten. Krengen zijn het….
Op het KidsCare Center heb ik al weer een paar uurtjes in de kippenren doorgebracht; mijn stekkie om even bij te komen. Soms, na een dag waarin niet alles ging zoals gepland, is het goed toeven bij die eigenwijze haan en zijn harem. Ook de geiten vinden het wel leuk dat ik al babbelend in het NL langs slenter. Aaien mag ik niet. Je ziet ze denken: ‘Zeg, doe effe normaal!’
En het heeft even geduurd, maar daar is eindelijk ook Poppy (de hond) weer. Het lijkt wel of hij me herkent, hij komt aanrennen! Terwijl ik ‘m de oren van de kop klets (alles in het NL, mama Fridah ligt in een deuk), mag ik ‘m achter zijn oren krabbelen en aaien. En zuchtend legt hij, net als vorig jaar, zijn kop op mijn schoot met zo’n oogopslag van ‘mens, maak je niet druk’.
En terwijl ik dit schrijf op mijn laptopje, zittend op zo’n groene tuinstoel, met mijn benen op een andere groene tuinstoel, valt mijn been in slaap. Ik haal ‘m van de stoel en zet ‘m op de grond. Of nee, ik zet ‘m op zo’n prachtige grote zwarte dikke tienduizendpoot, die zich meteen oprolt. Ik moet erom lachen, gelukkig leeft hij nog. Ik schuif hem op het gras. Oh ja, ik weet het wel, hij is giftig, maar jullie weten het toch: ik ben ongelofelijk eigenwijs en ook niet bang uitgevallen
Het wordt langzaam donker, de gekko’s zitten op de warme muren en zoeken naar kleine insecten. Er zitten weer hagedisjes op (en soms in) mijn klamboe en het wordt tijd om me in te smeren met Deet. Want ik vind al die Afrikaanse beestjes echt hartstikke leuk, maar muggen ...
Een kriebelende groet van
Grada
Een groet ...
Een groet …
Al vanaf de landing op Nairobi ligt het op een ieders lippen bestorven bij elke begroeting: ‘Merry Christmas’ en ‘Happy New Year!’ En daar blijft het niet bij, ook al ken je elkaar nauwelijks, ben je alleen maar een kennis van een kennis van de moeder van een vriend, je wordt omhelsd en tweemaal tegen de borst gedrukt. Ik moet nog even wennen aan de ‘start’ van zo’n hug, want je begint rechts en daarna links, precies andersom dan in NL (of Europa?). Daarbij geef je dan meteen de rechterhand alsof je die wilt schudden, draait je hand los en grijpt de duim, en weer terug. Het is een ritueel wat verschrikkelijk snel went en waarmee ik in NL nog wel eens zwaar de mist in ben gegaan toen ik vorig jaar net terug was uit Kenia.
Op de markt in Mombasa werd ik door Juliana (de marktkoopvrouw die ik in 2013 leerde kennen en in januari 2016 weer ontmoette) bijna platgedrukt, en daarna doorgeschoven naar haar buurvrouw links en buurman rechts en uiteraard haar collega’s aan de overkant. En ook hier in Msambweni, bij Mbuyu Beach, krijg ik van iedereen die ik ook maar een beetje ken zo’n begroeting
Het is hartverwarmend en wat voelt een mens zich dan welkom!Bij Mbuyu is het gebruikelijk om ’s avonds gezamenlijk te eten en natuurlijk is dat op Oudejaarsavond ook zo. Er is op het strand een fantastische grote lange tafel neergezet met stoelen en bankjes en er is feestelijk gedekt. Er hangt een slinger met lampjes boven de tafel en kijk vooral op de foto waarvan die gemaakt is
Iedereen heeft zich mooi aangekleed en gelukkig heb ik mijn lange (gruwelijk oude) jurk bij me (waarom heb ik die nou toch in de koffer gegooid?). En nadat ik even snel de slijtgaatjes heb dichtgenaaid, val ik niet meer zo heel erg uit de toon. Het is een enorm gezellig samenzijn, met fantastisch eten en lekkere wijnen. Als hoogtepunt is er nog een klein concert van de 80-jarige Frank (fantastisch!). Later wordt via een mobile device muziek aangezet en wordt er in de zwoele nacht door een enkeling gedanst.
Om 24 uur (22 uur in NL) is het vuurwerk met de twee knallen van de champagnekurken klaar. In Kenia is vuurwerk namelijk streng verboden in verband met de terroristische aanslagen. Wat beide met elkaar te maken hebben, vat ik zo gauw niet; het zal wel iets met knallen te maken hebben. Er wordt geproost, omhelsd, er wordt gezoend en de ‘happy-new-years’ zijn niet van de lucht.
Op het strand heeft zich inmiddels ook een kleine menigte Kenianen verzameld, dat in de donkere nacht lawaaierig heen en weer wandelt, lacht en plezier heeft. Bij navraag blijkt Oud & Nieuw nou niet een groot feest te zijn hier, omdat het overgrote deel van de mensen in deze streek toch moslim is en daarbinnen een andere (Gregoriaanse) jaartelling wordt gehanteerd. Maar ze doen allemaal wel mee met de goede-wensen-stroom en bij elke begroeting is het bij iedereen standaard ‘Happy New Year’ gevolgd door ‘How are you, I am fine’.
Niet al te laat lig ik in bed en overdenk de start van 2017. Het voelt als een nieuw begin, heel bijzonder in de zwoele, donkere Keniaanse nacht. Nog een dagje Mbuyu, nog een dagje vakantie en dan ga ik weer aan mijn werk hier in Kenia. Ik zie ernaar uit, naar alle lieve KidsCare-medewerkers die ik dinsdag weer ga zien en waardoor ik nog tientallen keren zal mogen roepen ‘Happy New Year’!
Met een hartelijke nieuwjaargroet van
Grada