Mijn fotoboek is klaar ...
En hoewel het eigenlijk niet goed is om zo triest te eindigen, wil ik toch graag hiermee mijn fotoboek afronden. Hoop blijft er altijd, vreugde ook. De manier waarop mensen in Afrika hun lot, hoe tragisch soms ook, accepteren, daar kunnen wij nog wat van leren. Dat blijf ik dan ook doen, ik blijf leren en me koesteren in de warmte en liefde van mijn Afrikaanse familie! En ik hoop heel erg dat het niet te lang duurt voordat ik weer mag gaan …
En in die tussentijd?
Natuurlijk ga ik door met schrijven, ik kan niet anders. Als mijn harteroerselen weer eens een uitlaatklep nodig hebben, zal ik ze via reismee.nl en mijn eigen website weer plaatsen.
En voor nu… is het mogelijk om mijn fotoboek online te bekijken!
https://www.albelli.nl/onlinefotoboek-bekijken/357863c9-cac2-4bff-8202-9403ba3a8223
Alle blogs, die slecht te lezen zijn in mijn online fotoboek, zijn uiteraard gewoon nog te lezen op grada-in-afrika.reismee.nl. Maar als het goed is, heb je die allemaal al gelezen
Een lieve groet van
Grada
Hoop en wanhoop ...
Wat gaat de tijd snel… In februari dit jaar kwam ik terug naar NL en nu is het al weer april. Ik weet inmiddels dat ik mijn best moet doen om me los te maken van Kenia, omdat het anders veel te lang duurt tot ik weer gewend ben aan het klimaat, aan de in vergelijking met Afrika soms kille omgangsvormen en de ‘ik-mentaliteit’ hier. Ik richt me op NL, met zijn verkiezingen waar mensen kiezen voor wat het best voor hen is en (dus) niet wat het best voor de wereld, de jeugd, de toekomst is. Ik heb daar moeite mee maar pak mijn pantser weer op en hou me daarmee uitstekend staande in mijn thuisland.
Maar natuurlijk houd ik ook nog contact met KidsCare. Ik kan niet anders, want ik ben een beetje vergroeid met alle mensen die er werken en wonen. Ik krijg regelmatig updates, wat is er gebeurd en hoe gaat het met het werk waaraan ik heb meegeholpen.
Eind maart krijg ik bericht over Fatuma, een fysiek beperkt meisje. Zij kwam de laatste jaren regelmatig met haar vader naar het KidsCare Center om behandeld te worden door de ‘occupational therapist’ (ergotherapeut). En het klinkt natuurlijk gek, maar het was altijd zo bijzonder om te zien dat zij met haar vader kwam! Dit is namelijk iets wat in Kenia nou niet echt gebruikelijk is. De papa’s zijn wat minder ‘aanwezig’, het zijn meestal de mama’s die met hun gehandicapte kinderen naar het center komen voor een behandeling. De vader van Fatuma was nog extra speciaal, omdat hij op de fiets kwam: een fiets met een zitje achterop, waar Fatuma op vervoerd werd! Aangekomen in het center tilde hij zijn dochter van de fiets en zette haar op de ‘stoep’. En Fatuma? Die lachte alleen maar!
De occupational therapist behandelt overigens niet alleen Fatuma en alle andere gehandicapte kinderen, maar ook leert hij de ouders hoe zij hun kind een wat comfortabeler leven zouden kunnen geven. Daarnaast is er hulp in de thuissituatie doordat Social Workers regelmatig langsgaan en helpen met alle dagelijkse zaken, waarbij KidsCare eventueel zou kunnen helpen. Gedacht kan worden aan het adviseren bij het verbeteren van het huis, het genereren van inkomsten en het benadrukken van het belang van onderwijs voor de kinderen. Bij dit laatste kan KidsCare nog iets extra’s doen: zo worden de schoolgelden voor de kinderen betaald tot de ouders zelf voldoende maandelijks inkomen hebben.
Nog geen jaar geleden kreeg Fatuma een rolstoel via KidsCare, wat voor haar en haar ouders een enorm verschil heeft gemaakt. Zonder zo'n rolstoel zitten/liggen kinderen met een fysieke handicap vaak hele dagen op de grond. Optillen wordt steeds moeilijker, heel simpel, omdat ze steeds groter en zwaarder worden. Zij, maar ook hun ouders, komen nergens meer en raken in een isolement.
Dankzij de rolstoel voor Fatuma kwam daaraan een einde, met de rolstoel kwam er hoop in het gezin. Zelfs buurkinderen kwamen vragen of ze een stukje (met Fatuma) mochten rijden en ik kreeg altijd een big smile op mijn gezicht als ik dacht aan dat lieve meisje: hoe heerlijk moest het voor haar zijn om ineens speelkameraadjes te hebben …
Maar dan slaat het noodlot toe. Het bericht dat ik eind maart krijg over Fatuma en haar vader doet me helemaal stilvallen. Verdoofd lees ik dat de zo enorm bij zijn kind betrokken 47-jarige vader van Fatuma getroffen is door een heftige beroerte. Ik lees dat dit een enorme impact heeft op het hele gezin. De rolstoel wordt nu gedeeld: niet alleen Fatuma maakt er gebruik van, maar ook vader. Hij is erg verdrietig omdat hij niet goed meer voor zijn gezin kan zorgen. Moeder heeft haar handen vol om voor vader, Fatuma en hun andere drie kleine kinderen te zorgen. Zij ziet nauwelijks nog een uitweg. De situatie lijkt (en is misschien ook wel) uitzichtloos. Er is niemand die voor inkomen kan zorgen. Er is geen eten, er is geen geld voor medicijnen en al helemaal niet voor de noodzakelijke therapie. Soms brengen buren een klein voorraadje eten.
Ik krijg het koud. Voel me een beetje ‘leeg’, wanhopig. Het verhaal over Fatuma en haar vader raakt me enorm; haar situatie was zo enorm verbeterd, er werd gelachen, genoten, er werden grapjes gemaakt en ik mocht een foto maken van dat lachende meisje.
En nu dit … Hoe moet dit verder?
Ik weet heus wel dat KidsCare alles zal doen wat mogelijk is. Maar ik weet ook dat dit gezin met de gehandicapte Fatuma maar één van de vele gezinnen is dat geholpen wordt door KidsCare. Er zijn zoveel vergelijkbare situaties… Wat zou ik graag de hoofdprijs winnen om Fatuma en haar ouders, haar broertjes en zusjes te kunnen helpen …
Met een trieste groet,
Grada
Koude rillingen ...
Koude rillingen …
De tijd gaat snel en ik vind het weer heel normaal om ’s morgens véél kleren aan te trekken. T-shirts met dikke truien erover heen, sokken en warme sloffen. Ik werk weer regelmatig in mijn kamertje achter mijn desktop of schuif aan achter een van de laptops die in een rijtje staan opgesteld voor mijn opdrachtgevers. Het kleine elektrische kacheltje slaat af en toe aan, net op tijd voor ik koude rillingen krijg. ’s Avonds na het eten staat Splinter, mijn zwart witte, 14 jarige kater, te trappelen om op mijn schoot te kruipen als ik even het journaal kijk. En als de dag voorbij is, vul ik een kruik voor in bed om mijn koude voeten aan te warmen. Met andere woorden, ik ben wel weer gewend, zoals een mens dat doet: ik heb me weer aan de situatie aangepast
Er gebeurt hier natuurlijk ook weer van alles. Ik begin met horten en stoten aan mijn nieuwe opdracht als ambtelijk secretaris van een OR… en sluit hem vrijwel meteen ook weer af Er zijn omstandigheden, waarin ik niet wil en niet kan werken. Zo’n omstandigheid is bijvoorbeeld een voor mij onbegrijpelijke weerstand tegen mijn functie als deskundige in de medezeggenschap. De vijandigheid die ik ervaar van hogerhand, een soort ‘verborgen agenda’ … ik begrijp er niets van. Het is voor mij reden om me alsnog uit de opdracht terug te trekken. Als ik (blijkbaar) weerstand oproep, kan ik niet alleen mijn werk niet goed doen, maar zal het uiteindelijk ook een belemmering vormen voor de samenwerking tussen zo’n OR en zijn bestuurder.
Het raakt me wat er gebeurt en het verwart me ook. Ik slaap een aantal nachten slecht. Ik praat erover met veel mensen en uiteindelijk voel ik wel dat ik de goede keuze heb gemaakt. Het is een keuze voor mijzelf. Maar het confronteert me ook …
Ik vraag me af of mensen in Afrika dan nooit zo’n ‘verborgen agenda’ hebben. Ja natuurlijk wel. Vorig jaar liep ik in Ukunda op het strand en dan duurt het (ook op mijn leeftijd ) niet lang voor er iemand naast je komt lopen. Deze beachboy (Captain Juma) wilde me meenemen naar het rif, wilde me alle prachtige dingen laten zien en, zoals hij dat vleiend zei, van mij ook wat Engels leren. En ik weet bij voorbaat dat als ik zijn uitnodiging aanneem, hij mij achteraf om geld zal vragen.
En als ik in Msambweni bij mijn vaste verkopers van die prachtige Afrikaanse spullen bestel (en dat is best veel!) dan weet ik dat bij aflevering metéén de vraag gesteld wordt naar meer. Het houdt nooit op, het is nooit genoeg.
En toch is het anders dan hier in NL. Het is niet zo ‘bedekt’, niet zo onduidelijk en daardoor zo onbegrijpelijk. Ik heb moeite met zo’n hierboven beschreven situatie, omdat ik in de eerste plaats niet begrijp wat er gebeurt en in de tweede plaats geïrriteerd raak als er niet gewoon wordt gezegd wat er aan de hand is. Een ‘verborgen agenda’ die ik dus blijkbaar zelf moet opgraven, uitleggen, begrijpen. Tja… dat is niet echt mijn ding en ik krijg er koude rillingen van …
De eerste weken na mijn terugkomst verlopen dus niet helemaal zoals ik verwacht had. Het rommelt overal en het duurt dus even voor ik weer mee rommel. Ik heb moeite om de Afrikaanse manier van met elkaar omgaan los te laten en te aanvaarden dat men in dit deel van de wereld eigenlijk niet zegt wat men denkt, voelt en vindt en naar mijn idee dus wat ‘onecht’ acteert.
Ik begin met mijn fotoboek en dat is altijd een enorme trip down memory lane. Ik zet het kacheltje nog wat hoger en droom weg bij foto’s van alle gebeurtenissen en vaak schiet ik ook in de lach. Wat heb ik toch weer een rare dingen gedaan en beleefd!
Maar er is natuurlijk ook het trieste verhaal van Ali, het 6 jarig jongetje met het waterhoofd. Juist deze week ga ik op bezoek bij de sponsor, die de CT-scan betaalde en voorafgaand aan dit bezoek mail ik Edward (de Head of Department Social Workers) of hij al wat meer weet van de situatie nu. Ik krijg een uitgebreide mail terug met daarbij het rapport van de occupational therapist van APDK in Mombasa, dat ik hieronder ‘vertaal’ en her en der aanvul:
Ali is met zijn grootmoeder, nadat hij via KidsCare naar APDK is gereisd, vrij snel overgebracht naar Kijabe Hospital (bij Nairobi). Daar werd een uitgebreide anamnese afgenomen. Ali is in 2011 gezond geboren, maar met vier maanden begon hij veel te huilen. In het ziekenhuis werd de diagnose gesteld: hydracephalus (waterhoofd) en er werd een behandeling geadviseerd. Helaas heeft grootmoeder dit advies niet opgevolgd en de reden hiervoor is niet helemaal duidelijk. In 2014 is hij gezien door een team van artsen uit het Kijabe Hospital, die een werkbezoek brachten aan APDK in Mombasa. Toen is geadviseerd een CT-scan te laten maken en hem daarna, mèt de scan, opnieuw te melden bij APDK. Ook met dit advies heeft grootmoeder niets gedaan en de reden hiervan is wel bekend: ze kon de CT-scan niet betalen. In 2016 start de outreach office van KidsCare in het dorp waar oma en Ali wonen en gaan ze bij de office langs. Emmanuel (de Social Worker) neemt contact op met Derrick (de occupational therapist), die vraagt of oma en Ali naar KidsCare Center kunnen komen. Dat gebeurt en dan gaan de ontwikkelingen ineens heel snel. Om niet in herhaling te vallen, verwijs ik hier graag naar mijn blogs ‘Verdriet en vreugde…’(1) en ‘Stroomversnelling …’(2)
De occupational therapist van APDK noteert in de anamnese dat Ali ‘rolling eyes’ heeft en dat de omvang van zijn hoofd 81 cm is. Ik wist dat het groot was, maar dit is een getal waar de tranen me van in de ogen schieten en ik krijg koude rillingen. Ik vrees met grote vrezen … en dat is niet onterecht. Doorlezend begrijp ik dat Ali is doorverwezen naar Kijabe Hospital voor further surgical intervention.
In Kijabe werd direct een CT-scan gemaakt en werd Ali gezien door de neurochirurg. Helaas moest worden vastgesteld dat er geen behandeling meer mogelijk is. Oma is geadviseerd om hem goed te blijven verzorgen en hem naar het ziekenhuis te brengen als hij ziek wordt. Zijn epileptische aanvallen kunnen routinematig behandeld worden.
Twee dagen later zijn Ali en zijn oma terug in Mombasa, bij APDK. Ook daar wordt erop aangedrongen dat oma Ali liefdevol blijft verzorgen, de medicijnen blijft toedienen en ervoor moet zorgen dat Ali occupational therapy(ergotherapie)blijft krijgen. Oma begrijpt de adviezen en vertrekt naar huis…
Een beetje lamgeslagen staar ik naar mijn computerscherm. Ik lees het rapport van APDK nog een keer en nog een keer, eigenlijk in de hoop toch ergens iets over het hoofd te hebben gezien, het Engels niet begrepen te hebben. Maar helaas, het is zoals het is.
Ik denk aan Ali, aan zijn grootmoeder…
Ik denk aan al die mama’s met hun kindjes, die allemaal wat mankeren en die bij KidsCare aankloppen...
Ik denk aan Derrick, die zich tien slagen in de rondte werkt en daarmee zo vaak hoop brengt…
Ik denk ook aan Bahati, het jongetje van een jaar of zes, onder behandeling van Derrick. Bahati, die het zo goed deed, die van niks doen en hele dagen op de grond liggen, een jaar later toch ineens een aantal stappen kon zetten. Maar die in 2016 veel ziek was, veel in het ziekenhuis lag en uiteindelijk dus op een zaterdag in januari 2017 overleed. Zo’n klein jongetje…
Ik denk aan het jongetje Sombo, dat met zijn mama bij Edward kwam en die een beetje had leren lopen bij Derrick, maar die zo’n dik buikje had dat ze zich er zorgen over maakten…
Ik denk aan de mama van Chikoza en Mangale, haar twee altijd lachende, steeds groter wordende jongens, die niet kunnen lopen (spierdystrofie) en die nu een rolstoel hebben…
Ik denk aan de mama van de vijfjarige Swale, die maar niet lijkt groeien (behalve zijn voetjes) maar van wie ik altijd zo vrolijk wordt als ik naar dat stralende gezichtje kijk als hij rechtop op de grond of in de stoel zit…
Ik denk aan de mama van Mishi, het spastische meisje, dat sinds kort een rolstoel heeft…
Ik denk aan de hoop, aan de dankbaarheid, aan de vrolijkheid, aan de openheid, aan al die mensen waar ik zoveel respect voor heb, aan de warmte van Afrika…
Een warm en hoopvol weekend gewenst!
Grada
(1) http://grada-in-afrika.reismee.nl/reisverhaal/324478/verdriet-en-vreugde/
(2) http://grada-in-afrika.reismee.nl/reisverhaal/334630/stroomversnelling/
Op afstand ...
Op afstand …
En toen dacht ik ‘dit is het, nu heb ik niets meer te schrijven tot mijn volgende reis …’ en word ik verrast door een opmerking op FB (waar mijn blogs ook te lezen zijn) van een collega: ‘Nee, niet stoppen Grada, want het is zo mooi om te lezen.’ En daarop reageert dan weer een vriendin dat ze het daarmee eens is Ik krijg een paar appjes en een vriend belt om te zeggen dat ook hij graag wil blijven lezen over ‘mijn andere wereld’. Ergens in mij juicht het, ergens anders in mij is er twijfel. Want waarover moet ik dan schrijven? Of komt het gewoon als ik het laat gebeuren, zoals altijd? Want mijn schrijfsels zijn geen goed doordachte teksten, nee, helemaal niet. Het zijn gewoon de plezierige, verdrietige, prachtige en lelijke dingen die ik meemaak en die via mijn hart (en soms een beetje mijn hoofd) en mijn vingers in de computer terecht komen en die ik dan publiceer. ‘Zieleroerselen’, of zoals ik dat soms noem ‘harteroerselen’.
Ik besluit om maar gewoon eens te kijken wat er gebeurt als ik niet ‘cold turkey’ stop met schrijven maar het ook niet forceer…
In mijn laatste blog heb beschreven dat ik het zo moeilijk vind om vast te stellen waar mijn thuisland is en het leven in Afrika zo mis. In eerste instantie snap ik niet zo goed waarom het elk jaar langer duurt voor ik weer gewend ben en weer met de ‘meute’ mee ren. Maar ineens besef ik dat een deel van mij nog heel druk is met Kenia, met KidsCare. Ik droom nog steeds in het Engels en ’s nachts kan ik dan ook nog regelmatig volledig doorweekt wakker worden omdat ik in mijn bedje in room 2 at KidsCare in Kenya lig. Bloedheet is het … en het is een rare gewaarwording om dan op te staan en te beseffen dat het 3 graden onder nul is
Natuurlijk ben ik al lang weer aan het werk in NL, of eigenlijk… ik ben nooit gestopt met het werken voor mijn opdrachtgevers. Maar daarnaast neem ik regelmatig de tijd om even contact op te nemen met mijn collega’s in Kenia of nemen zij contact op met mij. Mailen, soms appen of via messenger, als hun telefoons dat aankunnen. Ik krijg updates over werkzaamheden die we gestart zijn, wie er is en wie niet, wat er is gebeurd sinds ik weg ben en – natuurlijk - we klagen en zeuren over en weer over het weer: ‘joto, mama, too hot!’ en ‘it’s too cold in NL, you would freeze!’ En we beloven elkaar wat van de hitte/kou op te sturen en grinniken daarom.
Verder heb ik het dwingende gevoel dat ik nog steeds Swahili lessen heb. Ik vind op messenger de groet ‘Mambo!’ van mijn ‘leraar’ Jamal. Mambo is een groet voor vrienden, een ‘hoi’ of ‘hey’. Als je wat meer formeel moet zijn, of je kent de mensen niet/nauwelijks, dan zeg je ‘Jambo’. Maar hé, ik ken mijn leraar toch en ik antwoord dan ook enthousiast ‘Mambo! Habari ya jioni!’ (goedenavond). Oeps foutje geloof ik… per omgaande krijg ik de opmerking ‘When I say mambo you reply poa! Poa is good, but how was your day, mama?’ Dat laatste moet de terechtwijzing blijkbaar wat verzachten, maar het voelt niet zo… Poa wordt snel bijgeschreven op mijn spiekbriefje, dat nog steeds achterop mijn telefoon zit, maar ik weet nu al dat dat eigenlijk niet nodig is. Als ik zo streng word toegesproken, zal ik het niet gauw meer fout doen (hoop ik).
Het is vrijdagmiddag, mijn weekend begint zo. En terwijl de trend in NL is om vier dagen te werken, soms vier dagen van 9 uur, werkt men in Kenia nog 5,5 dagen; de zaterdagochtend hoort er ook gewoon bij. Ik vond dat behoorlijk zwaar, vooral ook omdat ik het gevoel had in 1,5 dag onvoldoende te kunnen ‘bijkomen’ van het werk. Nou moet ik wel zeggen dat ik mijn werk uit NL altijd wel meezeulde naar Mbuyu en daar dan ook nog gemiddeld zo’n vier tot acht uur aan het werk was, maar toch… Ik vind een werkweek van 5,5 dag best fors!
Ik krijg een berichtje aan het eind van de werkdag van Edward, de Head of Department Social Work. We klagen even over het weer (hahaha) en al snel hoor ik dat er mooie dingen zijn gebeurd de afgelopen week! Ik heb kort geblogd (verhaal ‘Mijn Afrikaanse leven…’) over de measurements die er op een middag zijn gedaan door APDK(1), de partner van KidsCare. Kinderen die ernstig gehandicapt zijn, worden opgemeten voor een rolstoel (of een andersoortige assistive device). Ik heb wel wat moeten grinniken toen: de rolmaat, het opmeten met gebruik van twee handen, het zag er allemaal niet heel erg professioneel uit en ik dacht er stilletjes het mijne van. Maar dan wordt mijn oordeel fors afgestraft: het resultaat van de metingen is namelijk gebracht en Edward stuurt wat foto’s. De tranen schieten me in de ogen. Wat is dit geweldig! De auto van APDK die de rolstoelen brengt, de hele rij rolstoelen even op de foto, een paar kinderen voor het eerst in de rolstoel … ik vóél de blijdschap van de mama’s (en de papa’s), want het gaat soms om grote (zware) kinderen en spastische kindertjes, die tot dan toe nog steeds op de rug (of heup) werden meegezeuld. Nooit hoorde ik een mama klagen, zelfs niet als ik het idee had dat ze bijna onder de last van haar kind bezweek. Er is één mama met twee (overigens altijd lachende) kinderen, die beiden niet kunnen lopen. Als ze op KidsCare een afspraak hebben met Derrick, draagt de mama ze vanaf de weg (ze komt met de matatu) naar de wachtruimte: eerst haar ene kind en vervolgens de tweede. Toen de kinderen behandeld waren, dacht ik haar te helpen door met haar mee te lopen en een van de kinderen te dragen. Heb je ooit wel eens een volledig niet meewerkend zwaar kind opgetild (in 36 graden Celsius, humidity 97% )? Ik haalde net het hek en kon het kind op de (betonnen) bank zetten… En deze mama krijgt nu een rolstoel voor haar kinderen…
Hoe zo’n familie zich thuis redt, ken ik alleen uit verhalen, ik heb het (nog) niet zelf gezien. De kinderen liggen vaak hele dagen op de grond en doordat de mama’s ze nauwelijks meer kunnen tillen (ze worden natuurlijk steeds groter en zwaarder) komen ze ook nergens meer. Dat betekent voor zulke kinderen en ook de mama’s en papa’s (en eventueel andere kinderen) een ongewenste isolatie. Als deze kinderen dan in het CSA-programma(2) worden aanbevolen voor een assistive device (veelal een rolstoel), dan wordt hun bewegingsvrijheid (raar woord in dit kader) fors uitgebreid. Kinderen uit de buurt komen langs, vinden het gaaf om even met de rolstoel te mogen rijden, er wordt gespeeld en er ontstaan vriendschappen. Daar word ik blij van en ik moet ineens denken aan de Loesje tekst ‘Wat er ook speelt in het land, laat het vooral de kinderen zijn!’
Ja, het maakt me blij en ook trots. Trots dat ik een heel klein bescheiden deeltje mocht/mag uitmaken van KidsCare, die dit soort prachtige dingen tot stand brengt.
Trotse groet van
Grada
(1) APDK Rehabilitation Centre, Association for the Physically Disabled children of Kenya, Port Reitz Mombasahttp://www.apdkrehabclinic.org/
(2) CSA programma van KidsCare (CSA = Children with Special Abilities) http://kidscare.or.ke/ of klik door naar http://www.kidscare.or.ke/wp-content/uploads/Childrenwithspecialabilitiespolicyprogram.pdf
Mijn twee werelden ...
Mijn twee werelden …
Twee werelden, twee uitersten, heel goed zichtbaar in deze tijd van het jaar. In Kenya hoogzomer, in NL hartje winter. Maar het is zo leuk om te merken, dat er toch ook overeenkomsten zijn. Zo heb ik de afgelopen weken in Kenya mèt iedereen lopen mee-zeuren over hoe héét het wel niet was, alles lag aan de hitte. ’s Nachts even met nachthemd en al onder de koude douche gaan staan en daarna even rondlopen om af te koelen (en binnen een kwartier opgedroogd zijn!). Op een nacht kwam ik mama Fridah tegen, we konden beiden nauwelijks slapen en zuchtten tegen elkaar: ‘Joto, mama, joto!’ En dan ’s morgens in de keuken bij het ontbijt lekker klagen tegen iedereen die het wilde horen…
Terug in NL loop ik te bibberen bij 12 graden, terwijl ik hoor ‘hoe lekker het weer toch is, en al zo warm!’ Ik denk er het mijne van. Nog geen drie dagen later ligt er sneeuw in mijn tuin en verkrampen zowat alle spieren in mijn lijf op het moment dat ik naar buiten moet. En dan mag ik lekker mee-mopperen met degenen die net als ik niet kunnen wachten tot het lente is. En ’s nachts vul ik twee keer mijn kruiken met nieuw heet water, trek het winterdekbed tot ver over mijn neus en zucht nog maar eens …
Niet alleen het jaargetijde is volstrekt tegengesteld.
Met enkele van mijn vrienden in Msambweni spreek ik regelmatig over hun wens om hun uitzichtloze situatie te ontvluchten en naar Europa te gaan. Ik probeer in te spelen op hun ideeën en beelden die ze hebben, probeer op een simpele manier uit te leggen hoe het leven hier in NL is, of in ieder geval mijn leven... ‘Ik word ’s morgens wakker en zet de verwarming aan. Aankleden (dikke kleren, want het is winter) en dan snel ontbijten in de keuken. Nog een kopje koffie en de kat eten geven. Daarna pak ik mijn werkspullen, trek de deur achter me dicht (en doe die op slot, kijk nog even of alle ramen wel dicht zijn) en stap in mijn auto om na 1,5 uur (file) 80 km verderop binnen te stappen op mijn werk. ’s Avonds gaat het weer omgekeerd. Na een paar boodschappen kom ik thuis, doe de deur achter me dicht en kook mijn potje. Even tv kijken en een paar uur later ga ik slapen.’
‘Ja maar mama, woon je alleen? Waar is dan je familie? Wordt er niet voor je gezorgd? Waar zijn de andere mensen die in je dorp wonen?’
Wat een vragen. Ik ga er nog eens voor zitten en schets mijn beeld van NL. Dat we hier in NL allemaal ‘alleen’ leven, allemaal in ons eigen huis, dat familie vaak ver weg woont, dat buren hun eigen leven leiden, die ken je soms niet eens of die kunnen zelfs een hekel aan je hebben …
We praten over mijn huis (‘Oh mama, you are so rich’). Ik leg uit dat dit wel geld kost: huis, verwarming, meubels, gas, water, licht. En dat ik daar dus wel hard voor moet werken. En dat dat werken dan ook weer geld kost: die auto van mij om naar mijn werk te komen, brandstof, verplichte verzekeringen, belastingen. Ik probeer het niet te ingewikkeld te maken…
En dan vraag ik ze om me uit te leggen wat ze in NL zouden willen vinden.
‘Werk mama, werk. Er is hier geen werk. We proberen hier in Msambweni wat geld te verdienen op het strand door Afrikaanse kunst of gebruiksartikelen te verkopen aan toeristen. Want dat vinden ze wel mooi. Maar het is zwaar, want er zijn niet zoveel toeristen en wel veel verkopers. In NL zou ik dus willen werken…’
Daar blijft het niet bij natuurlijk. Ik blijf vragen stellen: waar zou je wonen, welke kleren, schoenen zou je meenemen? Wat voor werk zou je gaan doen?
‘Ik zou gaan vissen, mama, dat doen we hier in Kenya ook. En dan zou ik een huisje bouwen aan het strand.’
Tja, vissen. Dat kost ook geld (visvergunning) en de vraag is dan (als je al wat zou mogen en kunnen vangen) wie dat van je zou willen kopen. En een huisje aan het strand (ik zeg maar niet dat ik dat ook wel zou willen), dat is onbetaalbaar, elk stukje grond in NL is ‘van iemand’.
Elke keer als we elkaar zien, elk weekend, praten we verder, zijn er nieuwe vragen. Langzaam beseffen ze dat NL niet echt het paradijs is wat ze voor ogen hadden. Dat ik rijk ben, qua geld, ja, daar zijn we het over eens. Zij zullen nooit, hoe hard ze ook werken, een ticket kunnen kopen om NL te bezoeken zoals ik Kenya bezoek. Maar het dringt ook tot ze door dat ik dan wel veel geld verdien, maar dat een leven in NL naast razend duur, niet eenvoudig is en dat er nauwelijks tijd is om (met elkaar) te leven, dat je daarvoor afspraken maakt en die in je agenda zet…
En soms heb ik het gevoel dat ze een héél klein beetje begrijpen waarom ik af en toe wil ontsnappen aan het leven in NL…
Met elkaar leven. Ik wil hier geen paradijselijk beeld schetsen van het leven in Kenya, maar ik zou zo graag het verschil willen beschrijven met het leven in NL.
Ik ben uitgenodigd bij de ouders van een van de jongens waar ik nog wel eens cadeautjes voor NL bestel. We lopen vanaf het strand door het dorp naar de ‘wijk’ waar zijn ouders wonen. Een ‘wijk’ met lemen hutten/huisjes, met een framework van stammen van casuarenas (die kaarsrechte boompjes en bomen die hier speciaal voor de bouw worden geplant), en wat vervolgens wordt ‘bekleed’ met rode aarde vermengd met water en daarna hard wordt. De ‘muren’ worden dus voornamelijk in de regentijd gemaakt. En als de regentijd voorbij is en de muur is nog niet af, dan wordt er gewoon gewacht op de volgende regentijd. Want water is schaars …
De ramen hebben niet allemaal gaas, de deuren hebben geen sloten. Daken zijn gemaakt van makuti’s (palmbladeren), heel soms is er een enkele golfplaat. In de huizen staan nauwelijks meubels omdat je toch buiten leeft, soms is er zelfs geen bed, geen matras, laat staan een klamboe.
Als we aankomen, zit iedereen in de schaduw van een joekel van een mangoboom. Bij het huis is een plek om te koken (op hout), en de was wordt er ook gedaan (in een teiltje). Er is een gemetseld muurtje (drie stenen hoog) waar je op kunt zitten en waar speciaal voor mij een stapel kanga’s op wordt gelegd. Buren slenteren langs, zijn nieuwsgierig naar die mzungu. Er wordt gepraat, gegeten, gelachen, gezwegen. Een kindje, dat de hele dag is meegezeuld op de rug van zijn moeder, wordt op een draagdoek op de grond gelegd; hij kruipt er natuurlijk meteen vanaf en in zijn blote kontje speelt ie met een leeg waterflesje en zand, een paar kroonkurken en wat afgekloven mangopitten (die uiteraard meteen in zijn mondje worden gestopt).
Ik krijg een flashback: toen mijn oudste zoon een keer in zijn rompertje buiten speelde, onder de carport door kroop en het heerlijk vond om met zijn handjes in het water in de goot langs de stoep te slaan. Ja, hij werd vies en stopte natuurlijk ook van alles wat hij vond in zijn mondje. Tussen de middag kwam mijn man thuis lunchen en vertelde dat hij was gebeld door de overburen: ‘dokter uw zoontje zit in de goot langs de stoep...’
Het kindje is inmiddels net iets te ver weggekropen en wordt door een voorbijganger aan zijn armpje opgetild en over het muurtje teruggezet, vlak bij het vuurtje waar op gekookt wordt. Opa (tenminste, dat denk ik) pakt hem op en zet hem weer op de draagdoek. Hij gaat liggen, stopt een ongelofelijk smerig duimpje in zijn mond, kijkt nog even met grote ogen in het rond en 5 minuten later slaapt hij.
Ik krijg een bordje met een homp ugali (getverdegetver) met een rood soupie. Ze wisten niet dat ik zou komen en daarom is er geen kip geslacht. Ik eet (graag) met mijn handen en ik weet de helft van het eten weg te werken. Niet erg beleefd, maar ik vind ugali (een bonk gekookt maismeel met water, of anders gezegd: een brok cement) echt niet te eten. Ze moeten er allemaal vreselijk om lachen…
Praten met elkaar is niet eenvoudig. Met name de ouderen spreken geen Engels en de jongeren durven het vaak niet. Er wordt veel vertaald en heel af en toe gooi ik mijn ‘kennis’ van het Swahili in de strijd. Dat wordt zeer gewaardeerd, maar het is jammer genoeg veel te weinig om echt samen te praten…
Het is inmiddels pikkedonker. Er hangt een kaal peertje aan een snoertje in een van de kamers. Een paar mannen vertrekken naar het strand om met hun bootje de zee op te gaan om te vissen. Het valt me op dat het vooral de oudere mannen zijn… Een van de vrouwen wast af en ik mag niks doen. Ik word inmiddels bijna opgegeten door de muggen en neem afscheid. Ik krijg twee kanga’s en drie mango’s als cadeautjes mee en moet beloven om toch alsjeblieft snel weer terug te komen. En dan word ik teruggebracht naar Mbuyu, want als mzungu alleen teruglopen, nee, dat is niet verantwoord.
De gesprekken maken niet alleen bij mijn Afrikaanse vrienden veel duidelijk. Door erover te praten, kijk ik ook met wat andere ogen naar mijn leven in NL, naar de zin en onzin van ons hier zo gestructureerde, geregelde leven. Mijn vaak zo onbestemde gevoel, waar hoor ik toch thuis, wordt wat minder onbestemd. Ik ben altijd een rebel geweest, heb me altijd vol overtuiging tegen allerlei wetten en regels verzet. En hoewel ik denk dat ik me in de loop van mijn leven redelijk heb aangepast, merk ik dat ik door deze gesprekken weer een beetje in opstand kom tegen het leven wat ik geacht word te leven. Te leven volgens regels, die ik niet verzonnen heb. Regels, waaraan ik volgens anderen moet voldoen. En als ik daar niet aan voldoe (of wil voldoen) volgt het oordeel …
Mijn twee werelden… hoe mooi zou het zijn om ze te combineren. Ik glimlach, want dat gaat natuurlijk niet. Mijn opdrachtgevers zouden het gauw zat zijn met zo’n zzp-er op grote afstand (hoewel het naar mijn gevoel uitstekend is gegaan de afgelopen periode, ik heb veel voor mijn NL opdrachtgevers gewerkt).
Ik denk aan mijn toilet, waar de Loesje uitspraken uit de scheurkalenders van de afgelopen vijftien jaar in groten getale zijn opgehangen. Mijn liefste uitspraken zijn altijd wat rebels ‘Mijn thuisland… dat bepaal ik zelf wel!’ en ‘Inburgeringstest: kunnen ze aan de hand van mijn foute antwoorden niet zeggen in welk land ik wel pas?’ Want als je me eerlijk vraagt waar dat thuisland dan is, dan moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet het niet. Ik voel me thuis in Afrika, waar de warmte niet alleen van de zon komt, maar ook in de mensen zelf zit. En ik voel me ook thuis in NL, hoewel het wat koude en kille klimaat zich toch ook in de mensen heeft genesteld. Maar hier in NL wonen zoveel mensen waar ik van hou, mijn kinderen, mijn man, mijn vrienden en vriendinnen, mijn collega’s, dat ik hier nooit helemaal zal kunnen vertrekken. En misschien hoop ik wel een klein beetje dat ik met mijn verhalen, avonturen en overpeinzingen hier in dat koude NL wat warmte uit Afrika kan brengen …
Tot mijn volgende reis, naar mijn andere, mijn tweede wereld!
Lieve groet
Grada
Weg ...
Weg …
De laatste dagen zijn aangebroken. Ineens komt het eind van mijn leven hier in Kenya, hier bij KidsCare, hier in mijn zo geliefde ‘andere, warme wereld’ in zicht. En toch is het anders dan vorig jaar, heel anders…
Mijn opdracht in 2016 was afgerond, tenminste, dat dacht ik. Het afscheid vorig jaar vond ik moeilijk, mijn ‘Afrikaanse’ familie verlaten, het voelde niet goed, alsof je iets afsnijdt wat bij je hoort. Maar het gebeurde en ik had het er moeilijk mee. Mijn tranen bij het afscheid waren er, omdat ik niet wist of ik mijn KidsCare-familie weer zou zien. Daarom was er niemand blijer dan ik toen die opdracht uit 2016 een vervolg bleek te kunnen krijgen.
Nee, niet alle punten op het lijstje zijn afgewerkt (en misschien doe ik dat wel expres ;-)). Overleg over hoe het internet kan worden versneld, wat de kosten zullen zijn, wie dat moet doen, waar je dat moet aanvragen etc. etc. heeft nog geen resultaat opgeleverd. Binnenkort komt er een deskundige kijken en praten op KidsCare wat er nodig is, wat de wensen zijn en wat men kan bieden. Dat dit niet kon worden geregeld in de tijd dat ik hier was, heeft tot gevolg gehad dat mijn taak om Gloria te trainen in het bijhouden van de website van KidsCare in Kenya niet kon doorgaan: uren wachten om één pagina van een website (met meerdere pagina’s!) te openen, starend naar het ronddraaiende wieltje… nee, dat gaat ‘m niet worden, zelfs niet met een enorme dosis Afrikaans geduld!
Dat wil overigens niet zeggen dat we onze tijd niet zeer nuttig hebben besteed. We hebben veel tot stand gebracht, puntjes op de i gezet, grapjes gemaakt, zijn serieus geweest, hebben gemopperd, zoals dat in elk gezond bedrijf gebeurt. En gelachen… ja, wat hebben we ook weer gelachen!
Was daar eerder deze week de uitbreiding van de geitenfamilie met drie prachtige geiten, die we de namen ‘Gloria’, ‘Susan’ en ‘Grada’ hebben gegeven, wat denk je wat… schopt ‘Grada’ een dag later meteen alles in de war!
Als ik om 17.00 uur naar de keuken ga om mijn dagelijkse koele biertje op te halen, is er niemand. Niemand? Dat is gek. Ik loop naar buiten en zie mama Fridah en Susan samen de geiten in hun verblijf stoppen. Nergens is de guard Mazera te zien en ook de klusjesman Omari is er niet. Ik vraag wat er aan de hand is, en mama Fridah vertelt dat de hele familie Geit vandaag buiten in omheinde stukken land heeft gegraasd. De drie nieuwe dames stonden vastgebonden aan kleine boompjes. Als het tijd is om terug te gaan naar de kippenren (waar ook het geitenverblijf staat), is ‘Grada’ weg, met boompje en al…
Ik ben verbijsterd, het zal toch niet waar zijn! Mama Fridah is verschrikkelijk bezorgd, wat moet ze doen, wat moet ze zeggen, er is gewoon een geit weg. Mazera en Omari zijn haar aan het zoeken. Als ik het hele verhaal heb gehoord, schiet ik vreselijk in de lach en zeg dat mijn naamgenoot wel weer terugkomt. Dit is typisch iets voor ‘Grada’: vastbinden heeft geen enkele zin, dan loopt ze gewoon weg…. Maar, geen zorgen, ze komt altijd terug. Mama Fridah is niet overtuigd. Ze heeft pas rust als ‘Grada’ terug is… Grijnzend bedenk ik dat het misschien toch niet zo slim is geweest om de geit ‘Grada’ te noemen. Maar ik kan het niet tegenhouden, ik moet er ook zo vreselijk om lachen. Een uur later hebben Mazera en Omari haar gevonden; mama Fridah komt het me opgelucht vertellen: ‘Ze stond gewoon in een ander veld rustig te grazen!’ Ja, zeg ik, ze loopt echt niet in zeven sloten tegelijk! En ik kan het weten! ;-))))
Het blijft iets speciaals, als er in het droge, hete Afrika wordt geoogst. En als dat dan ook nog joekels van watermeloenen zijn… ja, dat is dat een gebeurtenis. Ik word verzocht om toch vooral foto’s te maken (want het is de eerste keer dat dit op de KidsCare farm gebeurt) en dat doe ik natuurlijk graag. Het is een fantastisch gezicht: de farmworkers, de mama’s van Facility, allemaal lopen ze op het veld en oogsten de watermeloenen die rijp zijn. Lopen dan op hun gemak naar het verzamelpunt en leggen ze voorzichtig neer. De stapel groeit gestaag. De director en deputy director komen kijken, en ik kà n het niet laten… de allergrootste watermeloen wordt, onder grote hilariteit, vernoemd naar George. En al gokt Ali dat hij 6 kg weegt, het blijkt 11.5 kg te zijn!
Ja, gelachen hebben we, over mijn gekke invallen, over mijn toch zo oprechte pogingen wat Swahili te leren en over de verschillen tussen NL en Kenya. Just one example: leg maar eens uit dat we in NL graag naar de sauna gaan (en daarvoor ook nog betalen) op het moment dat het 36 graden is, de luchtvochtigheid niet meetbaar meer is (denk ik) en het zweet uit al je poriën gutst …
In augustus van dit jaar zijn er verkiezingen in Kenya. De verkiezingsstrijd is al een beetje aan de gang en deze week is President Uhuru Kenyatta in de Coastal Areas. Tijdens mijn laatste weekend in Mswambweni werden er enorme tenten opgebouwd waar de president zijn toespraken zou gaan houden en wat schetst mijn verbazing: er werden autoladingen vol met stoelen bij KidsCare ‘geleend’. En als je dan weer ziet hoe dat gaat… je laadt gewoon stapels stoelen in de achterbak en zet er een mannetje bij die de zaak vasthoudt. Tja… waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? En zo’n vijf uur later worden ze weer teruggebracht, ja op dezelfde manier. Ik hou ervan!
Alles gaat hier wat gemakkelijker en met gebruikmaken van datgene wat je hebt. De bespreking van de departmental goals en de daaraan gelinkte persoonlijke targets van de Social Workers vindt plaats in de conference hall, er liggen wat verlengsnoeren, de projector wordt op de muur gericht en iedereen krijgt een beurt. Verbijsterend voor mij (maar ook wel weer lekker wennen voor mijn thuis in NL) … iedereen heeft zijn laptop voor zijn neus! Dat had ik nog niet eerder gezien. En voor de rest is het een ochtendje afzien, want de conference hall is een van de heetste ruimtes van KidsCare en na twee uur begint iedereen schaamteloos te gapen … en ik doe lekker mee!
De laatste dag. Een ‘korte’ MT-vergadering, die toch weer twee uur duurt, mooie woorden van Ali, van George, van Edward en Fridah. Ik glim een beetje. Ja, we hebben weer veel voor elkaar gekregen! En dan de gebruikelijke gezamenlijke lunch, helaas zonder de Social Workers, die op donderdag nou eenmaal gewoon in hun outreaches aan het werk zijn. Ik bedenk dat ik, verdikkeme, vergeten ben ze gedag te zeggen. Maar ik zal ze mailen en ik weet zeker dat ik terugkom. De lunch is natuurlijk heerlijk, zoals altijd: my favorite chapati and beans. Mama Fridah weet wel waar ze me blij mee maakt! En als toetje is daar mijn verlate verjaardagstaart: heerlijk. Ik mag aansnijden, en dan mag ik mijn speech houden. Het is alsof ik het al jaren doe … ;-) We zingen nog even the KidsCare anthem en dan weer snel aan het werk. Nog een vergadering …
Ik kwam naar Kenya met twee enorme tassen, zodat ik onder andere alle ontvangen kleding voor KidsCare kon meenemen. En ik had bedacht dat ik de terugtocht naar NL zou kunnen aanvaarden met mijn ene grote tas in de andere, maar helaas, opnieuw heb ik twee barstens volle tassen. Eentje vol met spullen voor KidsCare in NL, de andere vol met cadeautjes, mijn fotokoffertje en het kleine beetje kleding wat ik bij me had. Toch ben ik in 5 minuten klaar en slaap nog een paar uur. Mijn driver, Bongo, is on-Afrikaans verschrikkelijk op tijd en hij moet dan ook, heel Afrikaans, op mij wachten want ik sta nog onder mijn laatste koude douche (volstrekt overbodig, want na 5 minuten ben je weer net zo klam en zweterig als daarvoor).
De reis naar Mombasa wordt tweemaal onderbroken door politiecontroles (je weet wel, omdat de president ergens in de Coastal Areas rondwandelt – hoewel me dat sterk lijkt zo midden in de nacht), even wachten op de ferry en een aantal wegomleidingen in het pikkedonker, wat wel spannende taferelen oplevert. De weg is hier en daar zo slecht en deels zonder asfalt, dat ik niet geheel onterecht denk: ‘Gut is dit nou de weg naar International Airport Mombasa?’ Maar ach, je komt er ook over een zandpaadje met gaten wel…
Ik heb mijn slippers nog aan en ik moet nog even wennen aan mijn oude spijkerbroek met gaten en scheuren. Op mijn plekje op de airport van NaÃrobi schrijf ik deze blog. Morgen ben ik weer in NL en ik zie ernaar uit om iedereen weer te zien, om weer aan het werk te gaan, met mijn nieuwe opdracht te beginnen en mijn NL leven weer op te pakken.
Ik dank al mijn lezers, mijn volgers voor alle lieve reacties. Ik heb ervan genoten!
Tuta kutana tena! Till we meet again!
Grada
Back to normal ...
Back to normal ...
En na de gebeurtenissen, die zo’n diepe indruk op mij (en anderen) hebben gemaakt, gaat het ‘normale’ leven natuurlijk gewoon weer door. Nou ja, gewoon. Bij mij gaat eigenlijk nooit iets gewoon. Daar waar ik kom, is er altijd wel iets aan de hand. Was ik in 2014 op Java, prompt breekt de vulkaan Kelud uit en zit ik meteen muurvast in een onder as bedolven Yogyakarta. Niet dat ik dat erg vond hoor, maar toch… Ik weet ook dat niemand zich daarover verwonderd of zich zorgen maakt om mij: oh, is Grada daar ook? Ach ja, die loopt niet in zeven sloten tegelijk. Dat is zo’n beetje de gebruikelijke reactie …
Maar goed, het ‘normale’ leven begint weer.
Tussen de middag zien we ineens een enorme hoeveelheid rook langskomen. Ik hoor een hoop lawaai en ren toch maar weer naar mijn kamer om mijn camera te halen. Een flinke brand in het casuarenas bos van KidsCare! Onbegrijpelijk hoe dat is begonnen. Ook dit keer is de rust en het geduld van de farm medewerkers, die hulp krijgen van de mama’s uit de keuken, onvoorstelbaar. Er wordt wat droog gras weggehakt, er wordt wat met takken (met bladeren) op het vuur geslagen en binnen drie kwartier is het allemaal weer onder controle. De dorre oude boom, die blijkbaar door de hitte vlam heeft gevat, wordt daarna nog met wat water nageblust. En ik krijg de geruststellende woorden mee ‘tja, die dode boom is nu wel charcoal geworden en als het vannacht een beetje gaat waaien, heb je kans dat het weer gaat branden.’ Sawa… ik slaap vlak bij dat bosje… :-O
Als ik ’s avonds nog wat aan het werken ben, komt mama Fridah ineens de patio op rennen: ‘mama Grada, are you asleep?’ Nee, nee, ik ben nog aan het werk. ‘I need your torch!’ (zaklamp). Ik pak mijn koplampje en mijn kleine zaklampje en vraag wat er aan de hand is. Al rennend (met mij erachter aan) roept ze dat er een slang is gesignaleerd in het ‘chickenhouse’. Shit, dat is niet best. Als we bij de kippenren aankomen, komt Poppy me heel opgewonden begroeten, blaft en trekt me mee, maar het is donker en ik ben blootsvoets; ik doe wat rustig aan.
Het is een drukke bedoening: iedereen is bezig met zaklampen om die slang te vinden, maar ik weet toch bijna zeker dat die er al lang vandoor is, een boom in of ergens onder een steen ligt af te wachten. De dames kip zitten tegen de keuken aan op een kluitje en weigeren het chickenhouse weer in te gaan. We onderzoeken alles, kijken overal onder en achter en het valt me op dat zelfs de mannen flink afstand houden. De slang is duidelijk op de eieren afgekomen, maar mijn suggestie om een gekookt ei neer te leggen, wordt van de hand gewezen: de slang zou niet de kans krijgen om het ei te verorberen (en dus doodgaan omdat hij het ei niet kan breken) want zo’n eitje is een cadeautje voor Poppy!
Een klein uurtje later lopen we nog één keer rondom de kippenren, maar vinden niks. Er wordt olie gesprenkeld, iets waar slangen blijkbaar een bloedhekel aan hebben. De dames kip vinden het allemaal wel best zo en blijven waar ze zijn. De nightguard zal vannacht regelmatig kijken of de slang is teruggekomen, maar dat blijkt de volgende dag niet zo te zijn…
Mama Fridah is met Emmanuel achter op de motorbike een aantal dorpen af om te ‘window shoppen’: kijken en vooralsnog niet kopen. Ze heeft een paar geiten nodig en een aantal kippen en ik ga op de loer liggen om te kijken wanneer ze terugkomt, om een foto te maken van haar en Emmanuel op de piki piki. Maar helaas, ze glippen me door de vingers en komen achterom het terrein oprijden. Ze moet erom lachen, want ze wil helemaal niet op de foto…
Ze heeft goede zaken kunnen doen. Drie mooie geiten worden binnenkort opgehaald en de kippen ook. Ik druk haar op het hart me wel even te roepen als (vooral) de geiten worden gebracht want dat is natuurlijk weer een hele onderneming: ze komen per piki piki. En dat gaat overigens niet zomaar, er moet eerst een permit worden aangeschaft om de geiten te mogen vervoeren (maakt niet uit hoe, zelfs lopend, maar je hebt een permit nodig). Dit is om de bad guys van de good guys te onderscheiden: het stelen van (onder andere) geiten heeft geen enkele zin want als je geen permit hebt …
En dan is het zover. ’s Morgens meldt Emmanuel dat hij op weg gaat om de geiten op te halen. Hij zal rond 10 uur terug zijn. Ik zit dan ook precies om 10 uur achter op het terrein met mijn camera in de aanslag. En wat bijzonder weer: een motorbike met een enorme mand achterop met daarin drie (zwangere) geiten. Mooie geiten! Ik maak foto’s van de motor, de mand met geiten, en natuurlijk de geiten zelf die er door Emmanuel uitgetild worden alsof het niks is. Hun poten zijn vastgebonden en ze worden neergelegd in het zand om ze los te maken. Ze zijn nogal obstinaat en ik leg mijn camera weg om te helpen: ik houd de kop vast aan de horens en mompel wat gezelligs en streel hun hals. Ze blijven doodstil liggen! Zodra de poten los zijn, wordt het touw om de nek gedaan en worden ze vastgebonden aan een paal. Poppy (in de kippenren) wordt helemaal enthousiast als hij de nieuwe aanwinsten ziet en steekt zijn neus door het gaas heen en bijt de geit in zijn oor. Hij is helemaal door het dolle en als Emmanuel en ik later de geiten naar het casuarenas bosje brengen (om te grazen), staat hij ineens naast me: ontsnapt of, zoals Emmanuel dat zegt ‘he has his own secret gate’. Als de geiten zijn vastgebonden, lopen we langzaam terug en laten ze even bijkomen. Poppy luistert goed en loopt braaf met me mee terug naar de kippenren.
De foto’s zijn leuk en terug bij de frontdesk vind ik dat we ze namen moeten geven. Nou, das snel geregeld: de geit met de donkerste kop heet Susan, de geit met de prachtige strepen op zijn kop heet Gloria, en de geit met de grote witte vlek op de flank heet Grada… ;-)))
Op mijn weg naar Mbuyu rijd ik even langs de Pharmacy. Ik heb inmiddels een explosie van allerlei wonden en wondjes en ik ben benieuwd wat ze ervan vindt. Daarnaast heb ik nog wat jodium nodig. Ze is razend enthousiast, wil absoluut op de foto en prijst mijn geboen en geschrob met jodium. Verder kan ze niks doen. ‘Joto, mama, joto!’ Jajajajaja, dat weet ik nou wel, maar ik wil er eigenlijk wel vanaf, maar dat gaat zomaar niet. Sawa, begrepen! Stralend zwaait ze me uit, nadat ze eerst rennend (in de bloedhitte) bij haar zus drie flesjes jodium (voor mij, Susan en Derrick) heeft opgehaald, want zelf had ze niks meer in voorraad…. de lieverd!
Bij het hek van Mbuyu staat het leger muggen mij al weer dansend en feestvierend op te wachten, razend enthousiast dat ik er weer ben. Na elk weekend zit ik, ondanks Deet 50%, onder de muggenbulten. Ik ben zelfs ’s nachts in de weer met het doden van hele kuddes muggen, die onterecht van mening zijn dat ze toegang hebben tot mijn klamboe. Maar goed …
Ook dit keer heeft Karafu, die de bungalows klaarmaakt voor de gasten, weer een bloemenpracht op mijn bed gemaakt: een grote pijl die wijst op een hart. Wat is het toch bijzonder om zo welkom geheten te worden…
Er zijn weinig gasten en ik geniet van de rust. Zondagochtend loop ik om 6 uur langs het strand, zwem wat in de zee, wandel verder, geniet van alle bijzondere dingen en beesten die ik zie en vind natuurlijk weer allerlei mooie schelpen, die absoluut met me mee naar NL moeten. Ik heb geen camera bij me, en ook geen telefoon, maar na een poosje besef ik dat ik wel erg ver ben doorgelopen. Ik keer om en loop (en zwem af en toe) weer terug, want het is al behoorlijk warm geworden. Als ik terug ben bij Mbuyu, is Omari blij me te zien ‘where have you been, mama? It is almost 10 o’clock!’ Als ik even naar mijn bungalow ga, zie ik dat ik behoorlijk verbrand ben, alweer! Ik leer het ook nooit …
Zondagavond blijkt mijn datategoed op mijn Mobile Wifi op. Ik schrik ervan, want 31 Gb opmaken is best wel knap, toch? Maar goed, ik heb veel gewerkt voor mijn NL opdrachtgevers en ik kan maandag ochtend wel wat data kopen in Msambweni. Dat lukt, maar het is een hele onderneming: omdat ik 6 Gb wil kopen, moet ik vier winkeltjes af om de kraskaarten bij elkaar te schrapen. En dan gaat het om 200 Mb per kraskaart … Dat betekent dat ik 30 kaartjes heb, die ik per stuk moet openkrassen en dan via mijn Nokiaatje op het simkaartje van mijn Mifi moet zetten. Bij het openkrassen komt een code tevoorschijn van 16 cijfers, die je foutloos moet inbrengen via een bepaald systeem. Sawa, 30 keer 16 cijfers, in de hitte voor mijn kamertje, en na elke inbreng ontvang je 2 sms-jes. Ik moet hier nodig een biertje bij drinken ;-))))
Na het avontuur van de aanschaf van 6 Gb data blijkt ook mijn laatste matatu reis niet zonder haperingen. De driver is een jonge man die, zo valt me op, uiterst rustig rijdt. Ik vind dat prima, ik heb niet zozeer haast, alles rammelt en trilt langzaam rijdend ook wel genoeg. We stoppen regelmatig en ik soes wat in de, ondanks dat het pas 07.45 uur is, warme zon. Vlak voor de suikerfabriek is er ineens een grote klap en een hoop vonken, en moeten we even stoppen in de berm: de schuifdeur is uit zijn rails getrild en met een hoek op het asfalt gekomen. Met één hoek? Ja, want de schuifdeur zat gelukkig ook vast met een touw aan het imperial.
Niemand verblikt of verbloost en eigenlijk ben ook ik niet meer zo verbaasd. Met een ruk en een duw zit de deur weer in de rails en trekt de driver weer op. Ik gaap nog eens en soes nog even verder…
Zo’n laatste korte week is altijd hectisch: ik wil nog dit en dat geregeld hebben, ik zou nog graag zus en zo en het begin van de week is voorbij voordat ik er erg in heb. Ik krijg alweer appjes van het thuisfront dat de temperatuur gaat stijgen, dus dat ik rustig thuis kan komen op mijn slippers. Ik zie dat mijn agenda, die ik nauwelijks gebruikt heb in die zes weken hier in Kenia, vanaf volgende week alweer behoorlijk vol is. Vergaderingen, bijeenkomsten, tandarts (oh jee), yoga, trainingen, inwerken nieuwe opdracht etc. etc. Ik zal weer moeten wennen! Maar nu nog even niet… ik ga voor de zoveelste keer even koud douchen en dan mijn warme bedje in…
Lala salama, slaap lekker!
Grada
Stroomversnelling ...
Stroomversnelling …
Voor ik het verhaal ‘stroomversnelling’ vertel, voel ik de behoefte om uit te leggen waarom ik eigenlijk schrijf ….
Alleen zijn (en werken) in landen, waar situaties onvergelijkbaar zijn met de eigen (thuis)situatie, is soms niet eenvoudig. Ik heb lang geleden ontdekt dat, als er dan nauwelijks gelegenheid is om hierover van gedachten te wisselen met iemand vanuit mijn eigen ‘background’, schrijven voor mij een manier is om alles op een rijtje te zetten, zelfs een soort van ‘verwerken’ kan zijn. Was dat vroeger in mijn opschrijfboekje en viel ik daar verder niemand mee lastig, tegenwoordig is dat bloggen en kunnen geïnteresseerden met me meereizen en mijn avonturen meebeleven. Ik waardeer alle reacties op mijn blogs zeer en ervaar ze soms zelfs als een soort ‘steun’.
Mijn blog over onder andere het verdriet van de oma van Ali (zo heet het jongetje met het waterhoofd) roept heftige reacties op in NL. Ik schrik er een beetje van, vooral omdat ik dit absoluut niet had voorzien. Ik beleef en beschrijf mijn leuke, grappige, verdrietige en vreugdevolle avonturen, ben inmiddels heel wat gewend, en verder heb ik er niet bij stilgestaan wat dit teweeg zou kunnen brengen bij mijn lezers.
Daarom wil ik graag het vervolg op die blog vertellen …
Zaterdag 21 januari: Bijkomend van een drukke week zit ik heerlijk aan het zwembad van Mbuyu en schrijf mijn blog over mijn belevenissen: ‘verdriet en vreugde’. Na het plaatsen op reismee.nl val ik bijna meteen in een diepe slaap.
Niet al te lang na het plaatsen van de blog meldt er zich een sponsor voor de kosten van de CT-scan van Ali. Enige voorwaarde is dat het geld dan wel daadwerkelijk moet worden besteed aan de CT-scan. Ik leg uit dat ik die 8000 Ksh (€ 80) ook wel kan betalen, maar dat er nog zoveel andere soortgelijke gevallen zijn en ik niet kan kiezen. In eerste instantie verwijs ik de sponsor dan ook naar de website van KidsCare[1], waar een button voor een donatie aanwezig is. De sponsor geeft aan toch graag voor dit specifieke geval te willen betalen en ik leg het contact tussen de board van KidsCare in NL en de sponsor.
Zondag 22 januari: Er is mailcontact tussen de sponsor en de board in NL en later tussen de board in NL en mijzelf hier in Kenya. We bespreken de mogelijkheden en de acties die ik hier in Kenya kan ondernemen.
Maandag 23 januari: Op verzoek van de board in NL bespreek ik de situatie in het CSA-team[2] en geconstateerd wordt dat het geld zonder meer en absoluut goed terecht kan komen. Alles wordt op een rijtje gezet, want met de kosten voor de CT-scan is het plaatje nog niet volledig. Bekeken moet worden wat er nog meer nodig is, zoals reis- en verblijfskosten van oma en Ali naar APDK[3] in Mombasa, later naar Nairobi (voor de operatie), weer terug naar Mombasa, administratiekosten, handgeld (zeg maar ‘zakgeld’) en straks, na de revalidatie bij APDK, terug naar huis en dan is het ook nog niet klaar: er zullen nog vele follow ups en behandelingen nodig zijn door Derrick, de occupational therapist. Daarnaast zal er counseling voor oma moeten worden geregeld, want oma is, door alle gebeurtenissen van de laatste zes jaar, zwaar getraumatiseerd. Ook zal ze getraind moeten worden in het verzorgen van haar kleinzoon voor wat betreft voeding: hij zal sterk moeten worden, zodat hij later, als hij groter wordt, zijn eigen hoofd zal kunnen ‘dragen’, want hoewel het wel een klein beetje zal ‘krimpen’, zal zijn inmiddels harde schedel niet substantieel verkleinen. Well, mij is inmiddels volstrekt duidelijk dat het lijstje niet stopt bij de CT-scan.
Tussendoor heb ik regelmatig overleg met de beide directeuren en uiteraard met de HOD (Head of Department) Social Work. Niets wordt me in de weg gelegd, alle medewerking wordt verleend, en de betrokkenheid is enorm.
Dinsdag 24 januari: Op deze dag wordt, nu alles in kaart is gebracht, contact gelegd met APDK. En ... men blijkt zeer bereid om mee te werken om de hulpverlening aan oma en Ali op gang te brengen. Kort daarna wordt bekend dat niet alleen de operatie en revalidatie vanuit speciale fondsen van APDK kunnen worden betaald, zelfs de CT-scan zal in dit speciale geval worden vergoed. Men verzoekt wel om Ali (en zijn oma) zo snel mogelijk naar Mombasa te laten vertrekken, want snelheid is geboden.
De board in NL neemt contact op met de sponsor en vraagt of het ook akkoord is als het sponsorgeld wordt besteed aan alle ‘overige kosten’. Het antwoord is hartverwarmend (‘ja’) en wat ben ik toch trots en blij met zulke mensen in mijn leven!
Woensdag 25 januari: De Social Worker van KidsCare die in het dorp werkt waar oma en Ali wonen, gaat bij hen op bezoek en vraagt hen de volgende dag naar KidsCare Center te komen en er rekening mee te willen houden dat ze door moeten reizen naar APDK in Mombasa. De Social Worker zal, als oma akkoord gaat, haar en Ali ophalen en met de piki piki naar KidsCare brengen.
Donderdag 26 januari: Om 10.00 uur komt de Social Worker met oma en Ali aan op het center. Ze hebben een plastic tasje bij zich met wat kleren. We zijn allemaal tot tranen geroerd en op oma’s gezicht verschijnt af en toe een vage glimlach, maar over het algemeen lijkt ze alles een beetje over zich heen te laten komen. De eerste kosten (1750 Ksh = een kleine € 17,50) worden uitgegeven: het zijn geoormerkte bedragen die in aparte envelopjes aan oma worden overhandigd: een envelopje administratiekosten APDK, een envelopje reiskosten, een envelopje verblijfkosten en wat handgeld (voor eten en andere benodigdheden).
Daarna stapt oma met Ali, uitgezwaaid door Derrick (die de ‘moneyman’ van de grote matatu nog eventjes toespreekt), Phelister (lid CSA-team) en mijzelf in de matatu en zwaait heel kort met een kleine glimlach naar ons met het loodzware hoofd van Ali stevig in haar armen.
APDK wordt op de hoogte gebracht van het vertrek van oma en Ali naar Mombasa. En om 15.00 uur meldt APDK op zijn beurt dat beiden zijn gearriveerd.
Op dat moment valt er een steen van mijn hart, ik ben er duizelig van… de gebeurtenissen hebben zich on-Afrikaans snel afgespeeld en ik kan alleen maar hopen dat het voor oma en Ali allemaal goed zal verlopen. Maar daar heb ik, KidsCare met al zijn betrokken medewerkers kennende, alle vertrouwen in …
Daarom dank aan alle deelnemers in dit verhaal: de board in NL met wie ik nogal wat afbelde via Whatsapp en die communiceerde met de sponsor, het CSA-team dat onwaarschijnlijk snel een volledige lijst van alle kosten van nu tot redelijk ver in de toekomst kon produceren, de Social Worker die bereid was zijn kostbare tijd deze week voor een groot deel in te zetten voor oma en Ali, de beide directeuren die me geen strobreed in de weg legden en soms, met mij, enorm geëmotioneerd waren. En natuurlijk de sponsor, die het mogelijk maakte dat de wereld van oma en Ali binnen een week volledig en positief veranderde…
Met een vermoeide, maar enorm dankbare groet
Grada
[1] http://www.kidscarekenia.nl
[2] Children with Special Abilities, team KidsCare
[3] Een partner van KidsCare: Association For The Physically Disabled Of Kenya - APDK Rehabilitation Clinic in Mombasa